In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de Gemeente Amsterdam voor schade die [appellante] heeft geleden als gevolg van het niet tijdig verstrekken van informatie over verleende bouw- en monumentenvergunningen. [appellante] had in 2006 een bouwvergunning aangevraagd voor een kapperszaak in haar pand, maar de Gemeente heeft deze aanvraag niet tijdig behandeld. Na een lange juridische strijd heeft de Gemeente uiteindelijk bevestigd dat de vergunningen van rechtswege waren verleend, maar dit gebeurde pas na meerdere afwijzingen van aanvragen en rechtszaken.
[appellante] heeft de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden door het feit dat zij niet op de hoogte was van de verleende vergunningen. De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade, maar heeft enkele schadeposten afgewezen wegens gebrek aan causaal verband. In hoger beroep heeft [appellante] haar vordering vermeerderd en bewijs aangeboden voor haar stelling dat zij in 2007 de benodigde financiering had kunnen verkrijgen voor de verbouwing, maar dat dit na 2009 niet meer mogelijk was.
Het hof heeft [appellante] toegelaten tot bewijslevering en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De Gemeente heeft betwist dat [appellante] in 2007 financiering had kunnen krijgen en heeft haar eigen argumenten over de verjaring en het causaal verband herhaald. De zaak draait om de vraag of de Gemeente aansprakelijk is voor de schade die [appellante] heeft geleden door het niet tijdig verstrekken van informatie over de vergunningen en of er een causaal verband bestaat tussen het handelen van de Gemeente en de schade.