ECLI:NL:GHAMS:2018:2095

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
23-002986-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake mishandeling, bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 augustus 2017. De verdachte is beschuldigd van mishandeling, bedreiging en vernieling. De tenlastelegging omvat vijf feiten, waaronder het opzettelijk mishandelen van twee ex-vriendinnen en het bedreigen van een van hen met de dood, terwijl hij een mes vasthield. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten en heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van tachtig uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn betrokkenheid bij een hulpverleningsprogramma, en heeft besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te vermijden. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan de aanwijzingen van de hulpverlenende instantie Indaad. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002986-17
datum uitspraak: 26 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-669145-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 1 oktober 2016 te Amsterdam, in elkk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] aan haar haren heeft getrokken en/of aan haar haren heeft rond gedraaid en/of eenmaal of meermalen tegen haar gezicht en/of tegen haar lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:hij op of omstreeks 01 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte, terwijl hij een mes in zijn handen hield, opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je nu dat telefoonnummer niet geeft, maak ik je dood.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 3:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 juli 2015 tot en met 18 juli 2015 te Kudelstaart, gemeente Aalsmeer, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (zijn ex-vriendin) [slachtoffer 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen slaan en/of stompen in/tegen de o(o)g(en), in elk geval in/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] en/of uit het eenmaal of meermalen slaan en/of stompen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2], waardoor voornoemde [slachtoffer 2] lestsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 4:hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 juli 2015 tot en met 18 juli 2015 te Kudelstaart, gemeente Aalsmeer, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon en/of een of meer deur(en) en/of een kastdeur en/of een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door voornoemde telefoon (met kracht) op de grond te gooien en/of te werpen en/of door eenmaal of meermalen (met kracht) tegen voornoemde een of meer deur(en) te trappen en/of te schoppen en/of door voornoemde [slachtoffer 2] tegen voornoemde kastdeur te gooien en/of door voornoemde laptop op de grond te gooien en/of te werpen;
feit 5:hij op of omstreeks 16 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer goederen (bestaande uit een of meer borden en/of een beker en/of een kom en/of een waterkoker en/of een prullenbak), in elk geval enig goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij op 1 oktober 2016 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] aan haar haren heeft getrokken en aan haar haren heeft rond gedraaid en meermalen tegen haar gezicht en tegen haar lichaam heeft getrapt en geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 2:hij op 1 oktober 2016 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte, terwijl hij een mes in zijn handen hield, opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je nu dat telefoonnummer niet geeft, maak ik je dood.";
feit 3:hij op tijdstippen in de periode van 13 juli 2015 tot en met 18 juli 2015 te Kudelstaart, gemeente Aalsmeer, telkens opzettelijk zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen slaan en stompen tegen de ogen en in het gezicht en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2], waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 4:hij op tijdstippen in de periode van 13 juli 2015 tot en met 18 juli 2015 te Kudelstaart, gemeente Aalsmeer, telkens opzettelijk en wederrechtelijk een deur, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft beschadigd en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft beschadigd door voornoemde telefoon op de grond te gooien en een deur en een kastdeur en een laptop, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield door met kracht tegen voornoemde deur te trappen en door voornoemde [slachtoffer 2] tegen voornoemde kastdeur te gooien en door voornoemde laptop op de grond te gooien;
feit 5:hij op 16 november 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk goederen, bestaande uit borden en een beker en een kom en een waterkoker en een prullenbak, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig (80) uren subsidiair veertig (40) dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde het houden aan de aanwijzingen vanuit Indaad, ook indien zulks inhoudt het meewerken aan een psychologisch onderzoek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-vriendinnen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waardoor zij het nodige letsel hebben bekomen. Ook heeft de verdachte eerstgenoemde bedreigd met de dood, terwijl hij haar daarbij een mes heeft getoond. Verder heeft de verdachte vernielingen aangericht in de woning van zijn moeder en in de woning van [slachtoffer 2]. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen pijn, letsel en schade bij de slachtoffers veroorzaakt, maar hen ook angst ingeboezemd, zoals blijkt uit de aangiftes. Dit geldt temeer nu de delicten binnenshuis hebben plaatsgevonden in de relationele- en familiale sfeer. De verdachte dient zich hiervan rekenschap te geven.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 juni 2018 is hij eerder onherroepelijk ter zake van geweldsdelicten veroordeeld. Het hof weegt dit ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Het hof heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte onder meer kennis genomen van de door de raadsvrouw van de verdachte in hoger beroep overgelegde e-mail van [naam], ambulant hulpverlener bij Indaad en begeleider van de verdachte, van 9 mei 2018. Daaruit blijkt dat Indaad sinds november 2017 betrokken is bij de begeleiding van de verdachte. Gedurende het traject heeft de verdachte zich begeleidbaar opgesteld en heeft hij zich aan de gemaakte afspraken gehouden. Ook heeft de verdachte zich aan afspraken met de Top-600 regisseur gehouden. Indaad constateert dat de verdachte sinds de aanvang van de begeleiding kleine stappen vooruit heeft gemaakt. Zo heeft de verdachte nu een huurwoning, zijn er betalingsregelingen getroffen en zijn er verschillende andere praktische zaken geregeld. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de getuige [getuige], ambulant hulpverlener bij Indaad, toegelicht dat de verdachte laat zien aan zijn toekomst te willen werken. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft verstrekkende nadelige gevolgen voor de verdachte, aangezien hij daardoor zijn huis en zijn inkomen kwijtraakt, aldus de getuige.
Hoewel de aard en ernst van het bewezenverklaarde in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, zal het hof, gelet op de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, teneinde de positieve ontwikkelingen niet te doorkruisen en de verdachte een fikse stok achter te deur te geven niet opnieuw te recidiveren. Het hof zal daaraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de aanwijzingen van Indaad.
Het hof is van oordeel dat naast deze voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf passend en geboden is.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte:
- zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens Indaad.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet (naar behoren) verricht te vervangen door
veertig (40) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft ophet -geschorste bevel- voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M. Senden en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. T. Kaandorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juni 2018.
[…]