ECLI:NL:GHAMS:2018:2094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
23-001135-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een ontnemingsvonnis in hoger beroep met betrekking tot afpersing

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2017. Het hoger beroep was ingesteld door de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor tweemaal afpersing. De rechtbank had de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van een geldbedrag van € 1.179,15 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het openbaar ministerie had deze vordering ingediend op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 juni 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank in eerste aanleg terecht tot de conclusie is gekomen dat de veroordeelde het wederrechtelijk verkregen voordeel had behaald en dat de opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat gerechtvaardigd was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die niet in deze uitspraak is behandeld.

De beslissing van het hof houdt in dat de veroordeelde de verplichting tot betaling van het geldbedrag aan de Staat moet nakomen, en het hof heeft dit bevestigd in zijn arrest. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters in deze zaak aanwezig waren. Het arrest is openbaar uitgesproken op de zitting van 26 juni 2018.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001135-17
datum uitspraak: 26 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2017 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-871658-14 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op een bedrag van € 1.179,15.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2017 -kort gezegd- veroordeeld ter zake van tweemaal afpersing.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 30 maart 2017 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.179,15 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de veroordeelde is hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 juni 2018 is het vonnis van de rechtbank in de strafzaak bevestigd, behoudens ten aanzien van de duur van de opgelegde gevangenisstraf.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de veroordeelde hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat in plaats van het vonnis van de rechtbank van 30 maart 2017 in de strafzaak, het arrest van het gerechtshof van 26 juni 2018 in de strafzaak aan de verplichting tot ontneming ten grondslag ligt.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigthet vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M. Senden en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. T. Kaandorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juni 2018.
[…]