ECLI:NL:GHAMS:2018:2093

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
23-001136-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake twee overvallen met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van twee overvallen die zich binnen een week hebben voorgedaan. Tijdens één van deze overvallen heeft de verdachte met een mes stekende bewegingen gemaakt richting de aanwezige medewerkers, wat leidde tot grote angst bij de slachtoffers. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep een straf van drie jaar en zes maanden geëist. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder de overvallen zijn gepleegd, een zwaardere straf rechtvaardigen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de impact van de overvallen op de slachtoffers en het bredere gevoel van onveiligheid in de maatschappij. De verdachte had bovendien een strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogens- en geweldsdelicten. Uiteindelijk heeft het hof besloten de gevangenisstraf te verhogen naar vier jaar, waarbij het vonnis van de rechtbank ten aanzien van de gevangenisstraf is vernietigd. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de aanpassingen in de voetnoten van de bewijsvoering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001136-17
datum uitspraak: 26 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-871658-14 en 14-810290-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, behalve ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan onder het kopje ‘Motivering van de sanctie’. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigen, met dien verstande dat het hof ten aanzien van de bij de bewijsmiddelen weggevallen voetnoten 4, 5 en 6 en ten aanzien van de voetnoten 7, 8, 12 en 16 de navolgende aanpassingen verricht:
  • voetnoot 4 wordt aangevuld met: een proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [bedrijf] van 25 april 2014, pagina’s 147-149;
  • voetnoot 5 wordt verwijderd, voetnoot 6 wordt vernummerd tot voetnoot 5 en aangevuld met: een proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [bedrijf] van 25 april 2014, pagina 148, en een proces-verbaal van verhoor aangever van 7 oktober 2014, pagina’s 152-154;
  • de (oorspronkelijke) voetnoten 7 en 8 worden aangevuld met: een proces-verbaal van aangifte van [naam 2] d.d. 2 mei 2014, p. 377 en 378;
  • de (oorspronkelijke) voetnoot 12 komt te vervallen;
  • voetnoot 16 wordt aangevuld met: pagina 275;
  • de overige voetnoten worden met inachtneming van het voorgaande vernummerd.

Oplegging van gevangenisstraf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan één (1) jaar voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren en zes (6) maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van een week schuldig gemaakt aan twee overvallen. Bij één van deze overvallen heeft hij met een mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van de aanwezige medewerkers. Door het handelen van de verdachte heeft hij de slachtoffers veel angst ingeboezemd. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer], waarin zij spreekt over de enorme impact die het voorval op haar heeft (gehad). Daarnaast heeft de verdachte bijgedragen aan een breder gevoel van onveiligheid in de maatschappij nu de overvallen hebben plaatsgevonden in voor publiek toegankelijke plaatsen. Het hof neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 juni 2018 is hij eerder onherroepelijk ter zake van vermogens- en geweldsdelicten veroordeeld.
Op grond van de aard en de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat alleen een langdurige vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat voor een enkele overval op een winkel of benzinestation met licht geweld/bedreiging een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren als uitgangspunt geldt. Het hof ziet geen aanleiding in casu af te wijken van deze oriëntatiepunten. Dit betekent dat het hof tot een hogere straf komt dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M. Senden en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. T. Kaandorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juni 2018.
[…]