ECLI:NL:GHAMS:2018:2090

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
200.225.090/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek van ondernemingsraden tot vernietiging integratiebesluit Lucertis B.V.

In deze zaak hebben de ondernemingsraden van IWAL Instituten voor Dyslexie B.V. en Lucertis B.V. een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Zij vroegen de Ondernemingskamer te verklaren dat Lucertis niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de integratie van IWAL als afdeling binnen Lucertis, en vroegen om het besluit van 13 september 2017 te vernietigen. De ondernemingsraden stelden dat Lucertis hen niet correct had geïnformeerd over de gevolgen van de integratie, met name met betrekking tot arbeidsvoorwaarden en salaris. Lucertis heeft het verzoek afgewezen en betoogd dat de integratie noodzakelijk was voor de harmonisatie van arbeidsvoorwaarden. De Ondernemingskamer heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het hof concludeerde dat de integratie van IWAL binnen Lucertis moet worden beschouwd als een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. De Ondernemingskamer oordeelde dat Lucertis in redelijkheid tot het integratiebesluit heeft kunnen komen, en dat de ondernemingsraden niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims. De Ondernemingskamer wees het verzoek van de ondernemingsraden af, en bevestigde dat de integratie op een zorgvuldige manier was uitgevoerd, ondanks de lange duur van het proces. De Ondernemingskamer benadrukte dat de voormalige IWAL-medewerkers er in materiële zin niet op achteruit zijn gegaan door de integratie.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.225.090/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 12 juni 2018
inzake

1.DE ONDERNEMINGSRAAD VAN IWAL INSTITUTEN VOOR DYSLEXIE B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2.
DE ONDERNEMINGSRAAD VAN LUCERTIS B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERZOEKERS,
advocaat:
mr. A.D. Brouwers-Wozniak, kantoorhoudende te Den Haag,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUCERTIS B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. J.H. Even, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Verzoekers 1 en 2 zullen worden aangeduid met respectievelijk de ondernemingsraad van IWAL en de ondernemingsraad van Lucertis en gezamenlijk met de ondernemingsraden. Verweerster zal worden aangeduid met Lucertis.
1.2
De ondernemingsraden hebben bij op 10 oktober 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht voor recht te verklaren dat Lucertis niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 13 september 2017 tot integratie van IWAL als afdeling binnen Lucertis, Lucertis te gebieden het besluit in te trekken en de gevolgen van de tenuitvoerlegging daarvan ongedaan te maken en Lucertis te verbieden handelingen te verrichten of te doen verrichten ter uitvoering van het besluit, met veroordeling van Lucertis in de kosten van dit geding.
1.3
Lucertis heeft bij op 13 december 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
1.4
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 4 januari 2018. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij(en) overgelegde – aantekeningen en wat mr. Brouwers-Wozniak betreft onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Zij hebben verklaard met elkaar in onderhandeling te willen treden teneinde een minnelijke oplossing voor hun geschil te vinden en hebben de Ondernemingskamer met het oog hierop eenparig verzocht de zaak aan te houden.
1.5
Partijen hebben de Ondernemingskamer op 8 februari 2018 verzocht alsnog een beschikking te geven.

2.De vaststaande feiten

2.1
Lucertis houdt zich bezig met behandeling en begeleiding op het gebied van de psycho-medische en/of psychiatrische zorg, met name op het terrein van de kinder- en jeugdpsychiatrie. Lucertis maakt deel uit van de Parnassia Groep, een concern van vennootschappen die zich toeleggen op het verlenen van diensten op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg. De aandelen van Lucertis worden (indirect) gehouden door Stichting Parnassia. Lucertis heeft een ondernemingsraad.
2.2
Het bestuur van Lucertis heeft blijkens een brief aan haar ondernemingsraad van 18 juli 2014 een besluit genomen tot aansluiting van IWAL Instituten voor Dyslexie B.V. (hierna: IWAL) bij de Parnassia Groep. De ondernemingsraad van Lucertis heeft hierover geadviseerd. De aansluiting van IWAL zou in twee fasen vorm moeten krijgen: in de eerste fase zullen de aandelen in IWAL worden overgedragen aan Parnassia Bavo Participaties B.V. en in de tweede fase zullen de activiteiten van IWAL worden geïntegreerd binnen Lucertis. Volgens eerdergenoemde brief zijn “(…) [
d]
e CAO GGZ en het sociaal plan van de Parnassia Groep (…) dan van toepassing op de medewerkers van IWAL. Ook zullen de arbeidsvoorwaarden van Lucertis voor hen van toepassing zijn. (…)
Het bestuur van IWAL heeft op 25 juli 2014 een besluit van dezelfde strekking genomen, nadat de ondernemingsraad van IWAL daarover positief had geadviseerd.
2.3
IWAL houdt zich bezig met het verrichten van diagnostisch onderzoek, behandeling en het verstrekken van adviezen op het gebied van dyslexie, taal, dyscalculie en rekenen. IWAL had een ondernemingsraad (zie 2.9 voor de status van de ondernemingsraad van IWAL in deze procedure).
2.4
Er gelden binnen Lucertis andere arbeidsvoorwaarden dan de arbeidsvoorwaarden die binnen IWAL golden. Lucertis past binnen haar onderneming de cao GGZ toe, terwijl op de arbeidsovereenkomsten tussen IWAL en haar werknemers geen cao van toepassing was. Een fulltime dienstverband bij IWAL omvatte 40 uren per week, terwijl dit bij Lucertis ingevolge de cao GGZ 36 uren per week omvat. Bij IWAL gold een pensioenregeling waaraan vrijwillig kon worden deelgenomen; Lucertis is verplicht aangesloten bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn. De werknemers moeten voor dat pensioen een eigen bijdrage betalen. Verder is er sprake van verschillen tussen IWAL en Lucertis op het vlak van verlof, was bij IWAL, anders dan op grond van de cao GGZ, salaris niet verbonden aan schalen of functies, is de grondslag voor het berekenen van salarisverhogingen een andere, en geldt bij Lucertis een eindejaarsuitkering, terwijl daarvan bij IWAL geen sprake was.
2.5
In februari 2015 is IWAL deel gaan uitmaken van de Parnassia Groep doordat de in 2.2 genoemde eerste fase toen zijn beslag heeft gekregen.
2.6
IWAL heeft op 1 oktober 2015 haar ondernemingsraad verzocht te adviseren over de integratie van IWAL als afdeling binnen Lucertis per 1 januari 2016. Daartoe zal IWAL blijkens de adviesaanvraag fuseren met Lucertis. In de adviesaanvraag staat over de ‘gevolgen voor het personeel’: “
Conform de afspraken met de vakbonden wordt het Sociaal Plan van Parnassia Groep en de CAO GGZ van toepassing voor de medewerkers van IWAL zodra zij onderdeel zijn van Lucertis. Lucertis wordt de werkgever van medewerkers IWAL. De interne arbeidsvoorwaarden en personele regelingen van Lucertis zijn van toepassing. De rechten en plichten van medewerkers IWAL gaan over op Lucertis. Op dit moment wordt door een werkgroep personeel van IWAL en Lucertis gewerkt aan de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden. De personele regelingen en functies worden vergeleken en harmonisatie met de regelingen en functiehuis van Parnassia Groep zal plaats vinden. Als er medewerkers zijn waarvan het besteedbaar inkomen, door aansluiting bij de CAO GGZ, er op achteruit zou gaan, worden zij individueel gesproken en zal dit worden aangepast. Bij collectieve wijzigingen in negatieve zin zal de Ondernemingsraad worden betrokken.
2.7
IWAL, Lucertis en de ondernemingsraad van IWAL hebben op 17 december 2015 een intentieovereenkomst gesloten. Daarin is de aansluiting van IWAL, die in de twee in 2.2 genoemde fasen verloopt, gekarakteriseerd als een overgang van een onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW. Blijkens de overeenkomst waren IWAL en Lucertis er toen nog niet in geslaagd de gevolgen van de integratie van IWAL als afdeling binnen Lucertis met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden voor de medewerkers van IWAL in kaart te brengen. Afgesproken is dat de ondernemingsraad van IWAL vooruitlopend op zijn advies toestemming geeft aan Lucertis tot implementatie van de gegevens van de medewerkers van IWAL in de personeelssystemen van Lucertis onder bepaalde voorwaarden en condities. In dat verband is in het kader van het lopende adviestraject onder meer overeengekomen dat het besteedbaar inkomen van IWAL-medewerkers er door de integratie binnen Lucertis niet op achteruit zal gaan.
2.8
Op 1 januari 2016 is IWAL gefuseerd met Lucertis (waarbij IWAL als afzonderlijke rechtspersoon is verdwenen) en zijn de activiteiten van IWAL feitelijk opgegaan in Lucertis doordat de medewerkers van IWAL naar Lucertis zijn overgegaan en zij in de personeelssystemen van Lucertis zijn opgenomen. Tot het moment van de fusie paste IWAL haar eigen bestaande arbeidsvoorwaarden toe op haar werknemers. Bij de overgang van IWAL zijn de salarissen van de voormalige IWAL-medewerkers geplaatst in de salarisschalen die ingevolge de cao GGZ gelden binnen Lucertis. Welke de concrete gevolgen van de integratie van IWAL binnen Lucertis zouden zijn voor de arbeidsvoorwaarden en functiebeschrijvingen en -waarderingen van de voormalige IWAL-medewerkers, was toen nog niet duidelijk.
2.9
De ondernemingsraad van IWAL is per 1 januari 2016 opgegaan in de ondernemingsraad van Lucertis, maar Lucertis heeft het bestaansrecht van de ondernemingsraad van IWAL ter zake van het onderhavige medezeggenschapstraject erkend.
2.1
Lucertis heeft een memo over ‘harmonisatie arbeidsvoorwaarden’ van 8 maart 2016 aan de ondernemingsraad van IWAL doen toekomen. Daarin staat onder meer: “
(…) het gaat hier om inschaling van de IWAL-medewerkers in de CAO GGZ. Daarvoor is harmonisatie nodig, welke harmonisatienade overgang wordt toegepast.”. Deze memo is besproken tijdens de overlegvergadering van 10 maart 2016 tussen Lucertis en de ondernemingsraad van IWAL.
2.11
In het daarop volgende medezeggenschapstraject hebben partijen veelvuldig standpunten uitgewisseld en overleg met elkaar gevoerd. Lucertis heeft de ondernemingsraad van IWAL tijdens een overleg op 10 maart 2017 gevraagd om het verzochte advies uit te brengen.
2.12
Op 19 juni 2017 heeft de ondernemingsraad van IWAL een negatief advies uitgebracht over het voorgenomen besluit tot integratie van IWAL binnen Lucertis vanwege de personele gevolgen daarvan. De ondernemingsraad van IWAL heeft daarbij ook kritiek geuit op het verloop van het medezeggenschapstraject. De ondernemingsraad van IWAL concludeert dat Lucertis niet rechtmatig heeft gehandeld, nu zij ‘
de integratie van de arbeidsvoorwaarden van de IWAL medewerkers onjuist toepast en daarbij voorbij gaat aan zowel de wettelijke regeling betreffende de overgang van onderneming als de regeling zoals neergelegd in de cao GGZ’. Ook stelt de ondernemingsraad van IWAL zich op het standpunt dat, in strijd met de belangen van de werknemers, de ongelijkheid binnen de onderneming tussen de IWAL- werknemers en de Lucertis-werknemers door de handelwijze van Lucertis wordt vergroot en dat Lucertis bovendien in strijd handelt met gedane toezeggingen. De ondernemingsraad van Lucertis heeft in zijn advies van eveneens 19 juni 2017 het advies van de ondernemingsraad van IWAL integraal overgenomen.
2.13
Lucertis heeft op 13 september 2017 het besluit tot integratie van IWAL binnen Lucertis genomen. Daarbij heeft Lucertis aan de ondernemingsraden kenbaar gemaakt hun bezwaren tegen de inhoud en de wijze van totstandkoming daarvan niet te delen.

3.De gronden van de beslissing

3.1
De ondernemingsraden hebben aan hun verzoek voor recht te verklaren dat Lucertis bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 13 september 2017 met betrekking tot de integratie van IWAL als afdeling binnen Lucertis ten grondslag gelegd dat de wijze van totstandkoming (‘een zeer moeizaam traject’) reeds tot deze conclusie dient te leiden en voorts de volgende inhoudelijke bezwaren aangevoerd:
Lucertis hanteert per 1 januari 2016 een incorrect bruto maandloon van de voormalige IWAL-medewerkers. Voor de berekening daarvan had moeten worden uitgegaan van het bruto maandloon zoals dat tot 31 december 2015 voor hen gold. Daarbovenop hebben zij per 1 januari 2016 aanspraak op de salarisverhogingen, eenmalige uitkeringen en eindejaarsuitkeringen die zijn geregeld in de bij Lucertis toepasselijke cao GGZ.
Ingevolge de cao GGZ geldt bij Lucertis een kortere werkweek bij een volledig dienstverband dan in die situatie bij IWAL gold. Volgens de ondernemingsraden had Lucertis het berekenen van de arbeidsduur van de voormalige IWAL-medewerkers conform de cao GGZ moeten uitvoeren. Dit had betekend dat Lucertis die werknemers de keuze had moeten bieden tussen óf aanpassing van het aantal te werken uren aan de hand van het deeltijdpercentage dat volgens de cao GGZ geldt óf een evenredige verhoging van het loon bij een gelijk aantal te werken uren.
Lucertis heeft ten onrechte vergoeding van achterstallig loon geweigerd. Als de twee voormelde – door de ondernemingsraden gegeven, maar door het bestuur niet opgevolgde – adviezen alsnog zouden worden gevolgd, verkrijgen voormalige IWAL-medewerkers aanspraak op vergoeding van achterstallig loon met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016.
Er is voor de voormalige IWAL-medewerkers binnen Lucertis een afzonderlijke functiebeschrijving ‘IWAL behandelaar’ gecreëerd, terwijl zij in de reeds bestaande binnen de Parnassia Groep geldende functiebeschrijvingen en -waarderingen hadden moeten worden ingepast.
3.2
Lucertis heeft zich verweerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dit verweer ingaan.
3.3
De Ondernemingskamer zal eerst de inhoudelijke bezwaren van de ondernemingsraden bespreken en overweegt daarover als volgt.
1) berekening bruto maandloon
3.4
Niet ter discussie staat dat het proces van overname van IWAL en haar integratie binnen Lucertis, dat in twee fasen is verlopen, moet worden beschouwd als een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW. Wettelijk uitgangspunt (artikel 7:663 BW) is dat werknemers bij overgang van onderneming van rechtswege tegen dezelfde arbeidsvoorwaarden als voorheen in dienst van de verkrijger komen. Zowel de ondernemingsraden als Lucertis gaan ervan uit – zo heeft de Ondernemingskamer begrepen – dat dit uitgangspunt moet worden toegepast voor het antwoord op de vraag welke arbeidsvoorwaarden voor voormalige IWAL-medewerkers gelden met ingang van 1 januari 2016, de datum van integratie van IWAL binnen Lucertis (en voor zover de ondernemingsraden mochten hebben bedoeld te betogen dat artikel 7:663 BW eigenlijk al per februari 2015 moet worden toegepast – het moment dat de aandelen van IWAL door de Parnassia Groep werden overgenomen – kunnen zij in die visie niet worden gevolgd: een aandelenoverdracht is geen overdracht in de zin van genoemd artikel). Verder is gebleken dat zowel de ondernemingsraden als Lucertis ervan uitgaan dat de cao GGZ per 1 januari 2016 wordt toegepast op de voormalige IWAL-medewerkers, ongeacht of op Lucertis een wettelijke plicht rustte om de cao ook op hen toe te passen. De ondernemingsraden baseren op die toepasselijkheid hun standpunt dat de voormalige IWAL-medewerkers met ingang van 1 januari 2016 onverminderd aanspraak hebben op het bruto maandloon zoals dat tot 31 december 2015 voor hen gold en dat de verhogingen die in de cao GGZ zijn geregeld, daarbij moeten worden opgeteld. Lucertis heeft dit standpunt bestreden. Zij stelt dat deze optelsom – die zou neerkomen op een loonsverbetering voor alle voormalige IWAL-medewerkers – nooit als uiteindelijk resultaat is beoogd. Het is volgens Lucertis altijd de bedoeling geweest de arbeidsvoorwaarden van de voormalige IWAL-medewerkers te harmoniseren met de arbeidsvoorwaarden van het Lucertis-personeel. Harmonisatie is toegestaan en nodig om inpassing van de arbeidsvoorwaarden van voormalige IWAL-medewerkers in de cao GGZ mogelijk te maken en te voorkomen dat er rechtsongelijkheid ontstaat ten opzichte van hun Lucertis-collega’s. Door harmonisatie zullen er wijzigingen optreden in het arbeidsvoorwaardenpakket van voormalige IWAL-medewerkers: sommige voorwaarden zullen beter worden, andere slechter. Lucertis heeft echter de garantie geboden dat de IWAL-medewerkers er ten gevolge van de harmonisatie per saldo in hun besteedbaar inkomen niet op achteruit zullen gaan. Lucertis heeft dit als volgt uitgewerkt: indien het netto maandloon na de integratie lager uitviel, wordt bij wijze van toelage een voorschot betaald op de te ontvangen eindejaarsuitkering (waarop bij IWAL geen aanspraak bestond). In het geval er ten gevolge van dergelijke toelagen aan het einde van het jaar nog sprake was van een tekort, dan wordt de voormalige IWAL-medewerker gecompenseerd door de eindejaarsuitkering ‘op te plussen’ met een toeslag. De bedoeling om aldus tot harmonisatie van arbeidsvoorwaarden te komen, is gedurende het medezeggenschapstraject voldoende gecommuniceerd met de ondernemingsraden, aldus Lucertis.
3.5
De Ondernemingskamer overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de adviesaanvraag van 1 oktober 2015 (zie 2.6) volgt dat het de bedoeling is om na de integratie van IWAL binnen Lucertis tot harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden te komen. Hiervan blijkt ook uit de memo ‘harmonisatie arbeidsvoorwaarden’ van Lucertis van 8 maart 2016 aan de ondernemingsraad van IWAL, die tijdens de overlegvergadering van 10 maart 2016 door hen is besproken. De ondernemingsraden hebben dan ook moeten begrijpen dat het nooit de bedoeling van Lucertis is geweest dat sprake zou zijn van een cumulatie van arbeidsvoorwaarden zoals zij in deze procedure voorstaan. Volgens de ondernemingsraden heeft Lucertis in het verleden toezeggingen gedaan die erop neerkomen dat van een cumulatie als zojuist aangeduid wel sprake zou zijn. Zij wijzen daartoe op de brief van Lucertis van 18 juli 2014 (zie 2.2) en de adviesaanvraag van 1 oktober 2015, waarin staat dat na de integratie de cao GGZ en het sociaal plan van de Parnassia Groep van toepassing zullen zijn. De Ondernemingskamer beschouwt deze uitlatingen van Lucertis, gezien de context waarin deze zijn gedaan, niet als toezeggingen in de door de ondernemingsraden bedoelde zin.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende naar voren gekomen dat de voormalige IWAL-medewerkers er in materiële zin niet op achteruit gaan ten gevolge van de wijze waarop Lucertis de bestaande arbeidsvoorwaarden van de IWAL-medewerkers na de integratie van IWAL heeft ingepast in het arbeidsvoorwaardelijk kader zoals dat binnen Lucertis geldt. Dat kader wordt mede bepaald door de bij Lucertis toepasselijke cao GGZ en wijkt op bepaalde onderdelen af van de arbeidsvoorwaarden bij IWAL (zie 2.4). Aan de hand van het per 31 december 2015 bestaande salaris bij IWAL heeft inschaling in de salarisschalen van de cao plaatsgevonden, waarbij rekening is gehouden met de inkomsten op grond van de op 1 januari 2016 bij Lucertis geldende cao GGZ. Doorgaans zijn de voormalige IWAL-medewerkers er wat betreft hun arbeidsvoorwaarden na de integratie op jaarbasis op vooruitgegaan. Wel zijn zij bij Lucertis gehouden een eigen bijdrage te betalen voor de verplichte deelname aan een pensioenregeling, terwijl bij IWAL op vrijwillige basis aan een pensioenregeling kon worden deelgenomen. Voor zover dit een lager besteedbaar inkomen voor een voormalige IWAL-medewerker tot gevolg had, heeft Lucertis gegarandeerd dat de desbetreffende medewerker daarvoor volledig wordt gecompenseerd. De Ondernemingskamer overweegt dat tegen de geschetste achtergrond niet kan worden volgehouden dat Lucertis in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten tot harmonisering van de arbeidsvoorwaarden op de hiervoor bedoelde wijze. Daaraan doet geen afbreuk dat Lucertis bij de inschaling van de IWAL-medewerkers de in de cao GGZ geregelde salarisverhogingen, eenmalige uitkeringen en eindejaarsuitkeringen over 2016 heeft betrokken bij het bepalen van de hoogte van het bruto-jaarsalaris en deze niet (nogmaals) onverkort heeft toegepast op de nieuw vastgestelde salarissen en dat zij (voorschotten op) de onder de cao GGZ te ontvangen eindejaarsuitkering heeft aangewend om een eventueel verlies van het maandelijks besteedbaar inkomen te compenseren. Daarbij neemt de Ondernemingskamer in aanmerking dat het honoreren van standpunt van de ondernemingsraden – dat uitgaat van een cumulatie van arbeidsvoorwaarden waarbij de integratie uitsluitend in het voordeel werkt van de voormalige IWAL-medewerkers – op onevenwichtige wijze nadelig zou uitpakken voor Lucertis.
2) berekening arbeidsduur
3.6
Aan het bezwaar van de ondernemingsraden over de arbeidsduur van de voormalige IWAL-medewerkers ligt ten grondslag dat een fulltime dienstverband bij IWAL 40 uren per week omvatte, terwijl dit bij Lucertis ingevolge de cao GGZ 36 uren per week omvat. Anders gezegd: een verschillend aantal uren wordt als 1 fte aangemerkt. Hierdoor is op een voormalige IWAL-medewerker na de integratie binnen Lucertis bij een gelijkblijvend aantal arbeidsuren een gewijzigd (deeltijd)percentage van toepassing. Dit leidt tot andere berekeningen op de salarisstrook en zorgt voor minder verlofuren. Lucertis had daarom volgens de ondernemingsraden aan de voormalige IWAL-medewerkers de keuzemogelijkheid behoren te bieden zoals vermeld in 3.1 onder 2. De ondernemingsraden miskennen echter, zo overweegt de Ondernemingskamer, dat de werkelijke arbeidsduur (in de zin van aantal te werken uren) na de integratie voor de voormalige IWAL-medewerkers hetzelfde is gebleven. Op dit punt is er voor hen dan ook niets veranderd. Iets anders is de arbeidsomvang uitgedrukt in fte (in de zin van verhouding tussen het gewerkte aantal uren ten opzichte van het aantal uren van een voltijdsmedewerker). In die verhouding is voor de voormalige IWAL-medewerkers wel een verandering opgetreden, maar daaraan kunnen zij na de integratie binnen Lucertis op zichzelf geen aanspraken ontlenen. Dat ligt ook voor de hand: het aantal te werken uren en de daartegenover staande beloning zijn door de enkele wijziging van het fte-percentage immers niet veranderd. Dat Lucertis in de veranderde verhouding geen aanleiding heeft gezien hun de door de ondernemingsraden bedoelde keuzemogelijkheid te bieden, maakt het integratiebesluit van Lucertis dan ook niet kennelijk onredelijk.
3) vergoeding van achterstallig loon
3.7
Nu de twee hierboven behandelde inhoudelijke bezwaren van de ondernemingsraden geen grond vormen voor toewijzing van hun verzoek, bestaat evenmin aanleiding het afwijzen van een aanspraak op vergoeding van achterstallig loon die bij honorering van deze bezwaren zou bestaan als kennelijk onredelijk te kwalificeren.
4) functiehuis
3.8
Binnen Lucertis worden functiebeschrijvingen en functiewaarderingen gehanteerd zoals deze binnen de Parnassia Groep gelden en waarvan het samenstel ook wel met ‘functiehuis’ wordt aangeduid. Voor de voormalige IWAL-medewerkers is binnen dit functiehuis een afzonderlijke functiebeschrijving/-waardering gecreëerd. Dit zorgt volgens de ondernemingsraden voor rechtsongelijkheid binnen Lucertis, nu een voormalige IWAL-medewerker lager wordt beloond dan een Lucertis-medewerker voor het uitvoeren van dezelfde werkzaamheden. Lucertis heeft dit betwist, nu de inhoud van de functie van de voormalige IWAL-medewerkers in haar visie anders is dan die van functies binnen andere afdelingen van Lucertis en de Parnassia Groep. Ter zitting heeft Lucertis toegelicht dat een behandeling van Parnassia op het vlak van psychiatrische problematiek zit, terwijl een ‘IWAL-behandeling’ ziet op dyslexie, veelal in de eerste graad. Het gaat om verschillende soorten behandelingen die een wezenlijk andere aanpak vergen, aldus Lucertis. Dit is niet bestreden door de ondernemingsraden. De Ondernemingskamer acht voldoende aannemelijk gemaakt dat er goede gronden zijn om een onderscheid in functiebeschrijvingen te hanteren.
De wijze van totstandkoming
3.9
Evenmin rechtvaardigt de wijze van totstandkoming van het integratiebesluit een toewijzing van het verzoek. Weliswaar heeft dit traject veel tijd in beslag genomen, maar dit maakt op zichzelf het gevolgde medezeggenschapstraject nog niet onzorgvuldig. Gezien het verloop van dit traject kan de lange duur daarvan zowel aan Lucertis als de ondernemingsraden worden toegerekend. De ondernemingsraden hebben naar voren gebracht dat Lucertis het traject willens en wetens heeft vertraagd nadat de intentieovereenkomst van 17 december 2015 eenmaal was gesloten, nu Lucertis daarmee in feite reeds had binnengehaald wat zij van de ondernemingsraden verlangde. De Ondernemingskamer ziet evenwel geen aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijke vertragingstactiek van Lucertis. Veeleer is naar voren gekomen dat Lucertis en de ondernemingsraden gedurende het medezeggenschapstraject voortdurend met elkaar in gesprek zijn gebleven en er veel overleg is gevoerd met als doel er samen uit te komen. Zij hebben werk gemaakt van het opstarten van een mediationtraject, maar dit is uiteindelijk niet van de grond gekomen. De ondernemingsraden hebben evenmin hun stelling dat Lucertis opzettelijk onduidelijkheid heeft gecreëerd over de personele gevolgen van de invlechting van IWAL binnen haar organisatie voldoende aannemelijk gemaakt.
3.1
Wel is tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren gekomen dat Lucertis steken heeft laten vallen ten aanzien van de communicatie over het brutoloon zoals vermeld en berekend in de salarisstroken over januari 2016 van de voormalige IWAL-medewerkers. Dit week af van het brutoloon volgens de salarisstrook over december 2015, zodanig dat dit tot vragen van en onrust bij de voormalige IWAL-medewerkers heeft geleid. De Ondernemingskamer overweegt dat het op de weg van Lucertis had gelegen de IWAL-medewerkers vooraf deugdelijk te informeren over deze afwijking (bij voorbeeld met rekenvoorbeelden) en daarbij inzichtelijk te maken dat en waarom dit geen gevolgen zou hebben voor het daadwerkelijk besteedbaar inkomen, althans op welke wijze dat zou worden gecompenseerd. Lucertis heeft verzuimd dit te doen. Wel heeft Lucertis, nadat de vragen waren opgekomen, enkele medewerkers van personeelszaken vrijgemaakt om de vragen van voormalige IWAL-medewerkers te beantwoorden. Dit is reeds een week na het rondsturen van de salarisstroken over januari 2016 gebeurd, zo is namens Lucertis ter zitting verklaard. Daarnaast zijn er regiobijeenkomsten georganiseerd, waarvoor alle medewerkers van IWAL zijn uitgenodigd. Al met al ziet de Ondernemingskamer in deze gang van zaken onvoldoende aanleiding om de wijze van totstandkoming van het integratiebesluit als kennelijk onredelijk aan te merken.
3.11
De slotsom luidt dat de door de ondernemingsraden aangevoerde feiten en omstandigheden, ieder afzonderlijk dan wel in onderlinge samenhang bezien, niet kunnen leiden tot het oordeel dat Lucertis niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het verzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van de ondernemingsraden af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A. Goslings, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.W.H. Vink, raadsheren, prof. dr. R.A.H. van der Meer RA en drs. M.A. Scheltema, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof en M.G. van de Bunt, griffiers, en in het openbaar uitgesproken door mr. M.M.M. Tillema op 12 juni 2018.