ECLI:NL:GHAMS:2018:2089

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
200.213.017/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van onderzoekskosten in enquêterechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018, betreft het een verzoek van de besloten vennootschap IBB KONDOR B.V. tegen de besloten vennootschap DE LEEGE LANDEN II B.V. en HOLLAND VASTGOED CONSULTANCY B.V. over de vergoeding van onderzoekskosten in het kader van een enquêterechtelijke procedure. De Ondernemingskamer had eerder een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van De Leege Landen over de periode vanaf 2012, waarbij mr. M.W.E. Evers was benoemd als onderzoeker. De kosten van dit onderzoek waren aanvankelijk vastgesteld op € 25.000, maar zijn later verhoogd naar € 35.000, exclusief omzetbelasting.

De onderzoeker heeft een declaratie ingediend voor de verrichte werkzaamheden, waartegen geen bezwaren zijn ingediend door de betrokken partijen. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat het gedeclareerde bedrag niet onredelijk is en heeft de vergoeding van de onderzoeker bepaald op € 35.000, exclusief omzetbelasting. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en redelijkheid in de kosten van onderzoek binnen het enquêterecht, en bevestigt dat de Ondernemingskamer bevoegd is om de kosten te beoordelen en vast te stellen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.213.017/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 19 juni 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IBB KONDOR B.V.,
gevestigd te Rijssen,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. H.P. Plas, kantoorhoudende te Enschede,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE LEEGE LANDEN II B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. H.P. Plas,kantoorhoudende te Enschede,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND VASTGOED CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Baarn,
BELANGHEBBENDE,
verschenen bij haar middellijk bestuurder [A] .
1.
Het verloop van het geding
1.1 Verweerster wordt hierna aangeduid met De Leege Landen.
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 12 juli 2017, 8 januari 2018 en 18 mei 2018.
1.3 Bij de beschikking van 12 juli 2017 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van De Leege Landen over de periode vanaf 2012, mr. M.W.E. Evers te Amsterdam (hierna: de onderzoeker) benoemd tot onderzoeker en het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 25.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen. Bij de beschikking van 8 januari 2018 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 35.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen
1.4 Bij de beschikking van 18 mei 2018 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het verslag met bijlagen van het bij de beschikking van 12 juli 2017 bevolen onderzoek ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.5 De onderzoeker heeft bij brief aan de Ondernemingskamer van 28 mei 2018 een declaratie met daarbij een specificatie overgelegd van alle in deze zaak verrichte werkzaamheden met betrekking tot het onderzoek en de daaraan bestede tijd. Hieruit volgt dat hij kosten in verband met het onderzoek aan De Leege Landen in rekening heeft gebracht ten bedrage van € 35.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen.
1.6 De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de in 1.5 genoemde stukken. Daarop zijn geen reacties van partijen ontvangen door de Ondernemingskamer.

2.De gronden van de beslissing

Tegen het door de onderzoeker gedeclareerde bedrag aan onderzoekskosten zijn geen bezwaren aangevoerd. Dit bedrag komt de Ondernemingskamer ook bepaald niet onredelijk voor. De Ondernemingskamer zal de vergoeding van de onderzoeker overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 BW dan ook bepalen als hierna te vermelden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt de vergoeding van de onderzoeker op € 35.000, de daarover verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, dr. P.M. Verboom en W. Wind, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 19 juni 2018.