ECLI:NL:GHAMS:2018:2087

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
23-004094-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op juwelierszaak met ernstige gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was betrokken bij een gewelddadige overval op een juwelierszaak in Hoorn, samen met drie mededaders. De overval vond plaats op klaarlichte dag en werd gekenmerkt door een planmatige en professionele aanpak, waarbij bruut geweld werd gebruikt tegen de medewerkers van de juwelierszaak en een toevallige bezoeker. De verdachte en zijn mededaders bedreigden de medewerkers met imitatiewapens, knevelden hen en gebruikten geweld, wat resulteerde in letsel voor de slachtoffers en aanzienlijke schade aan de juwelierszaak. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, een hogere straf rechtvaardigden dan in eerste aanleg was opgelegd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf, maar het hof verhoogde deze straf naar vijf jaar. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004094-17
datum uitspraak: 26 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-871624-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de straf, de daarmee samenhangende strafmotivering en de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] . In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren en drie (3) maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in ogenschouw genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met zijn drie mededaders op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval op een juwelierszaak in Hoorn. Daarbij is zeer planmatig te werk gegaan. Nadat de bende de voorgenomen overval in Litouwen had gepland, zijn de overvallers met dit oogmerk naar Nederland afgereisd. Aangekomen in Nederland heeft eerst een voorverkenning plaatsgevonden. Vervolgens is uitvoering gegeven aan de overval. Hierbij zijn de verdachte en zijn mededaders zeer berekenend te werk gegaan, waarbij het gebruik van bruut geweld niet werd geschuwd. Zo was er sprake van een duidelijke rolverdeling. De verdachte en een mededader hebben de twee medewerkers van de juwelierszaak bedreigd met imitatiewapens, hen met geweld naar de grond gebracht en hen vervolgens gekneveld met duct tape en/of tie-wraps, waarna zij de zich hevig verzettende medewerkers voortdurend met geweld in bedwang hebben gehouden, waardoor de andere mededaders in de gelegenheid werden gesteld om de vitrinekasten te verbreken met behulp van een breekijzer, deze leeg te roven en de buitgemaakte sieraden vervolgens in meegevoerde tassen te stoppen. Daarbij is het de verdachte geweest die geweld uitoefende op de destijds 74-jarige [slachtoffer 1] . Ook is een toevallige bezoeker van de juwelierszaak naar de grond gewerkt en meermalen in zijn gezicht geslagen toen hij tijdens de overval de juwelier binnenstapte, waardoor hij een gebroken neus heeft opgelopen. Door het toegepaste geweld hebben alle slachtoffers letsel bekomen. Daarnaast is tijdens de overval aanzienlijke financiële schade toegebracht aan de juwelierszaak. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring is geweest, hetgeen ook blijkt uit de slachtofferverklaringen. Kennelijk heeft de verdachte hierbij in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, zijn eigen financiële gewin voorop te stellen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 juni 2018 heeft hij geen antecenten in Nederland. Wel is hij blijkens het European Criminal Records Information System (ECRIS) voorafgaand aan het onderhavige feit in Litouwen veroordeeld ter zake van een vermogensdelict.
Op grond van de aard en de ernst van het feit is het hof van oordeel dat alleen een langdurige gevangenisstraf als strafmodaliteit in aanmerking komt. Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat voor een overval op een winkel met geweld een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren als uitgangspunt geldt.
Het planmatige en professionele karakter van de overval, alsook het brute geweld dat is toegepast, waaronder tegen een kwetsbaar slachtoffer van destijds 74 jaar oud, rekent het hof de verdachte zwaar aan. Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal geëiste straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. De omstandigheid dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en naar eigen zeggen spijt heeft van zijn handelen, maakt dit niet anders.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Het wettelijke voorschrift wordt toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering, strekkende tot vergoeding van zogenaamde ‘shockschade’, gelet op de beperkte onderbouwing, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2]
niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M. Senden en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. T. Kaandorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juni 2018.
[...]