In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was betrokken bij een gewelddadige overval op een juwelierszaak in Hoorn, samen met drie mededaders. De overval vond plaats op klaarlichte dag en werd gekenmerkt door een planmatige en professionele aanpak, waarbij bruut geweld werd gebruikt tegen de medewerkers van de juwelierszaak en een toevallige bezoeker. De verdachte en zijn mededaders bedreigden de medewerkers met imitatiewapens, knevelden hen en gebruikten geweld, wat resulteerde in letsel voor de slachtoffers en aanzienlijke schade aan de juwelierszaak. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, een hogere straf rechtvaardigden dan in eerste aanleg was opgelegd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf, maar het hof verhoogde deze straf naar vijf jaar. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.