In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1957, was beschuldigd van bijstandsfraude door opzettelijk te verzwijgen dat zij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 10 januari 2017 werkzaamheden verrichtte en oncontroleerbare inkomsten ontving, terwijl zij een bijstandsuitkering ontving. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk nalaten van het verstrekken van benodigde gegevens aan de Dienst werk en inkomen van de gemeente Amsterdam. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat de verdachte niet was gewezen op haar recht op consultatiebijstand en geen cautie was gegeven. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat het huisbezoek rechtmatig was, aangezien de verdachte toestemming had gegeven op basis van volledige informatie. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, samen met een taakstraf van 240 uur. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.