ECLI:NL:GHAMS:2018:2078

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
23-003336-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring mishandeling; geen persoonsverwisseling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 27 maart 2017 te Haarlem. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit, onder andere vanwege een vermeende persoonsverwisseling en onvoldoende bewijs voor de mishandeling. Het hof heeft echter vastgesteld dat de stelling van persoonsverwisseling niet aannemelijk is en dat er voldoende bewijs is voor de mishandeling, onder andere op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en 15 dagen hechtenis. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof de lichamelijke integriteit van het slachtoffer zwaar heeft laten wegen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003336-17
datum uitspraak: 19 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 september 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-118480-17 en 15-250699-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 maart 2017 te Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) in/tegen/op het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of te stompen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere overwegingen komt dan de politierechter.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, primair omdat er sprake is van een persoonsverwisseling en subsidiair omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de mishandeling op zich.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
De stelling dat er sprake is geweest van een persoonsverwisseling vindt geen steun in het dossier en is ook niet anderszins aannemelijk geworden. Het hof stelt op grond van de (beschrijving van de) camerabeelden, de aangifte en de herkenningen van verschillende verbalisanten vast dat het de verdachte is geweest die de aangeefster heeft mishandeld.
Met betrekking tot het subsidiair gevoerde verweer vindt de verklaring van aangeefster [slachtoffer], inhoudende dat zij is mishandeld, voldoende steun in de foto van het letsel, zoals gevoegd bij de aangifte, alsmede in de verklaringen van haar man en van getuige [getuige].

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 maart 2017 te Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met kracht tegen het gezicht te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, in de zaak met parketnummer 15/250699-16 gelast.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een hem geheel onbekend persoon, die daardoor pijn en letsel heeft bekomen. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij een geschil met geweld heeft willen oplossen en daarbij een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2017 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2017, parketnummer 15-250699-16, te weten van
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 juni 2018.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.