ECLI:NL:GHAMS:2018:2077

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
23-002105-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van diefstal van een autoband

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van diefstal van een autoband op 13 maart 2017 te Haarlem. De tenlastelegging stelde dat de verdachte samen met anderen of alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de autoband had weggenomen, waarbij gebruik was gemaakt van braak of verbreking. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juni 2018 heeft de verdachte ontkend enige betrokkenheid bij de diefstal en verklaarde dat hij pas kort voor de aanhouding in de auto was ingestapt, waar de autoband in de kofferbak lag.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 90 uren had geëist, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, die een vordering tot schadevergoeding had ingediend, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de diefstal.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte, waarbij de onschuldpresumptie centraal staat. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002105-17
datum uitspraak: 19 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-049590-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 13 maart 2017 te Haarlem, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autoband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof niet tot een bewezenverklaring komt.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen, met aftrek van voorarrest en dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 792,58.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft ontkend dat hij iets met de diefstal van de autoband te maken heeft en dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van die band in de kofferbak van de auto waarin hij zich als bijrijder bevond. Hij zou pas kort daarvoor in de auto zijn ingestapt. Het hof is van oordeel dat, hoewel de situatie te denken geeft, het dossier onvoldoende bewijs bevat om deze lezing van de verdachte te ontkrachten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.464,28. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 792,58. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 juni 2018.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.