ECLI:NL:GHAMS:2018:2076

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
23-002118-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een autoband en overtreding van een gebiedsverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1997, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van 1 juni 2017, waarin hij was veroordeeld voor diefstal van een autoband en het overtreden van een gebiedsverbod. De tenlastelegging omvatte meerdere zaken, waaronder diefstal op 13 maart 2017 te Haarlem en het niet naleven van een gebiedsverbod dat was opgelegd door de burgemeester van Haarlem. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de verklaringen van getuigen en de omstandigheden van de aanhouding van de verdachte. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal in een van de zaken, omdat niet bewezen kon worden dat hij het feit had gepleegd. Echter, in de andere zaken werd de verdachte wel schuldig bevonden aan diefstal en het overtreden van het gebiedsverbod. Het hof oordeelde dat de verdachte op 13 maart 2017 samen met een ander een autoband had gestolen en dat hij op verschillende momenten het gebiedsverbod had overtreden. De verdachte kreeg een taakstraf van 70 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 35 dagen. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002118-17
datum uitspraak: 19 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 juni 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-049607-17 en 15-051578-17 en 15-051791-17 en 15-091969-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-049607-17:hij, op of omstreeks 13 maart 2017 te Haarlem, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autoband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 maart 2017 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een autoband heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
Zaak met parketnummer 15-051578-17 (gevoegd):hij op of omstreeks 16 maart 2016 in de gemeente Haarlem opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod/verblijfsontzegging, gedaan krachtens artikel 172(a) van de Gemeentewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Haarlem, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in een periode van twee weken, met ingang van 13 maart 2017, niet mocht bevinden (gedurende de genoemde dagen en tijdstippen genoemd in de/het aan verdachte uitgereikte gebiedsverbod/verblijfsontzegging) in/op het gebied dat wordt begrensd door de Schipholweg, Europaweg, Italiëlaan, Goede Herderpad, Zuid Schalkwijkerweg en Noord Schalkwijkerweg, immers bevond hij, verdachte, zich op 16 maart 217, omstreeks 18.10 uur, opzettelijk in/op/aan het Salieveld en/of de Engelandlaan, althans in/op/aan een openbare weg gelegen in voornoemd gebied.
Zaak met parketnummer 15-051791-17 (gevoegd):hij op of omstreeks 17 maart 2017 in de gemeente Haarlem opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod/verblijfsontzegging, gedaan krachtens artikel 172(a) van de Gemeentewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Haarlem, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in een periode van twee weken, met ingang van 13 maart 2017, niet mocht bevinden (gedurende de genoemde dagen en tijdstippen genoemd in de/het aan verdachte uitgereikte gebiedsverbod/verblijfsontzegging) in/op het gebied dat wordt begrensd door de Schipholweg, Europaweg, Italiëlaan, Goede Herderpad, Zuid Schalkwijkerweg en Noord Schalkwijkerweg, immers bevond hij, verdachte, zich op 17 maart 2017, omstreeks 03.41 uur, opzettelijk in/op de Europaweg, althans in/op/aan een openbare weg gelegen in voornoemd gebied.
Zaak met parketnummer 15-091969-17 (gevoegd):hij op of omstreeks 21 mei 2017 in de gemeente Haarlem opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod/verblijfsontzegging, gedaan krachtens artikel 172(a) van de Gemeentewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Haarlem, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in een periode van 27 maart 2017 tot en met 19 juni 2017, niet mocht bevinden (gedurende de genoemde dagen en tijdstippen genoemd in de/het aan verdachte uitgereikte gebiedsverbod/verblijfsontzegging) in/op het gebied dat wordt begrensd door de Schipholweg, Europaweg, Italiëlaan, Goede Herderpad, Zuid Schalkwijkerweg en Noord Schalkwijkerweg, immers bevond hij, verdachte, zich op 21 mei 2017, omstreeks 17.30 uur, opzettelijk in/op de Italiëlaan, althans in/op/aan een openbare weg gelegen in voornoemd gebied;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 mei 2017 te Haarlem zich heeft gedragen in strijd met het door de burgemeester aan hem opgelegde gebiedsverbod als bedoeld in artikel 2:75a (onder 1) van de Algemene Plaatselijke verordening van de gemeente Haarlem, ingaande op 27 maart 2017 en eindigend op 19 juni 2017 (waarvan een copie is gevoegd in/bij het door de politie terzake onder nummer 2017103692) opgemaakte proces verbaal).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 15-051791-17 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens de verblijfsontzegging was het de verdachte toegestaan het gebied waarvoor het verbod gold te betreden om zijn werk- en verblijfsplaats te bereiken. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de betreffende dag werd opgehaald bij Amigos, zijn werkplek, om naar huis te worden gebracht. Op de Europaweg, een weg die leidt naar de wijk waarin de verdachte woonde en die bedoeld gebied begrenst, kreeg de auto waarin de verdachte zich bevond een stopteken. De auto sorteerde daarop voor om de Surinameweg te Haarlem op te rijden, een weg die niet binnen het gebiedsverbod valt. Gelet op het voorgaande is de verklaring van de verdachte geenszins onaannemelijk, hetgeen meebrengt dat niet bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Daarom moet hij van dit feit worden vrijgesproken.

Nadere bewijsoverwegingen

Zaak met parketnummer 15-049607-17
Ten aanzien van de aan de verdachte ten laste gelegde diefstal heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het signalement van de kleding van de dader niet overeenkomt met de kleding die de verdachte in de nacht van de aanhouding droeg. Voorts is de verdachte niet degene geweest die de autoband heeft versleept en was er geen sprake van enig samenwerkingsverband.
Dit verweer wordt verworpen.
Op 13 maart 2017, omstreeks 01:50 uur, heeft getuige [getuige 1] gezien dat twee jongens op de Roolandweg te Haarlem met een wiel van een auto sleepten en dit, met een langwerpig stuk ijzer, in de achterbak van een zilverkleurige auto legden. Vervolgens reed deze auto weg. Getuige [getuige 2] heeft vanuit zijn woning aan de Roolandweg gezien dat jongens wegreden in een zilverkleurige auto met het kenteken [kenteken] .
Verbalisanten Schellingerhout en Hernandez Rosado zijn ter plaatse gegaan en zagen op de Schipholweg, zijnde in de omgeving van de Roolandweg, een zilverkleurige personenauto aan komen rijden met het kenteken [kenteken] . Dat voertuig stond op naam van de vader van de verdachte. In de auto bevonden zich de verdachte (bestuurder) en medeverdachte [medeverdachte] (bijrijder). In de kofferbak van de auto lagen een autoband en een krik. Deze autoband was die nacht gestolen vanaf een auto die op of nabij de Roolandweg geparkeerd stond. De verdachten zijn vervolgens rond 2.17 uur aangehouden.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte kort na de diefstal van een autoband en in de omgeving van de plaats waar deze was gepleegd, is aangetroffen in het door hem bestuurde voertuig, dat op naam stond van zijn vader. In dat voertuig lag de gestolen autoband. Een en ander is redengevend voor de conclusie dat de verdachte een van de personen is geweest die de autoband hebben gestolen. De verdachte heeft geen die redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd, zodat het hof de diefstal bewezen acht. Dat de door de verdachte gedragen kleding niet (geheel) overeenkomt met het door getuige [getuige 2] gegeven signalement van de kleding van een van de daders, doet hieraan niet af.
Het hof acht niet bewezen dat sprake is geweest van braak of verbreking, nu zulks niet uit de bewijsmiddelen volgt.
Zaak met parketnummer 15-091969-17 (gevoegd)
In het kader van deze zaak heeft de raadsman betoogd dat de verdachte het gebiedsverbod op 21 mei 2017 niet heeft overtreden: de verdachte was op weg naar zijn werk, begroette in een straat waar hij volgens de verblijfsontzegging mocht komen om naar zijn werk te gaan – de Italiëlaan – een aantal bekenden en heeft zijn weg naar zijn werk vervolgd.
De verblijfsontzegging houdt onder meer in dat verdachte in de Italiëlaan mag komen om zijn werk- en verblijfplaats te bereiken in geval hij daar vanwege een dringende reden moet zijn. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2017 van verbalisant [verbalisant] heeft verdachte zich gedurende ongeveer vijftien minuten bij een groep jongeren op de Italiëlaan opgehouden: hij bevond zich dus toen niet in de Italiëlaan in verband met een dringende reden zoals bedoeld in de verblijfsontzegging. Dat betekent dat verdachte op dat moment het gebiedsverbod heeft overtreden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken met parketnummers
15-049607-17 primair, 15-051578-17 en 15-091969-17 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 15-049607-17:
hij op 13 maart 2017 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autoband, toebehorende aan [benadeelde] ;
Zaak met parketnummer 15-051578-17 (gevoegd):hij op 16 maart 2017 in de gemeente Haarlem opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, gedaan krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Haarlem, zijnde een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat hij zich in een periode van twee weken, met ingang van 13 maart 2017, niet mocht bevinden gedurende de genoemde dagen en tijdstippen genoemd in het aan verdachte uitgereikte gebiedsverbod in het gebied dat wordt begrensd door de Schipholweg, Europaweg, Italiëlaan, Goede Herderpad, Zuid Schalkwijkerweg en Noord Schalkwijkerweg, immers bevond hij zich op 16 maart 2017 opzettelijk op het Salieveld;
Zaak met parketnummer 15-091969-17 (gevoegd):hij op 21 mei 2017 in de gemeente Haarlem opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, gedaan krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Haarlem, zijnde een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat hij zich in een periode van 27 maart 2017 tot en met 19 juni 2017, niet mocht bevinden gedurende de genoemde dagen en tijdstippen genoemd in het aan verdachte uitgereikte gebiedsverbod in het gebied dat wordt begrensd door de Schipholweg, Europaweg, Italiëlaan, Goede Herderpad, Zuid Schalkwijkerweg en Noord Schalkwijkerweg, immers bevond hij zich op 21 mei 2017 opzettelijk op de Italiëlaan.
Hetgeen in voornoemde zaken meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-049607-17 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaken met parketnummer 15-051578-17 en 15-091969-17 primair bewezen verklaarde levert telkens op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter heeft de verdachte ter zake van het in de zaken met parketnummers 15-049607-17 primair, 15-051578-17, 15-091969-17 en 15-051791-17 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] hoofdelijk toegewezen tot het bedrag van € 729,58, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft twee namens de burgemeester van Haarlem opgelegde gebiedsverboden overtreden. Dergelijke verboden hebben tot doel het verstoren van de openbare orde en overlast aan bewoners, bedrijven en toeristen binnen een bepaald gebied tegen te gaan en worden daartoe vanwege het bevoegd gezag gegeven. Door een dergelijk bevel te negeren, heeft de verdachte het door de gemeente gevoerde beleid op dat terrein gefrustreerd. Daarnaast heeft de verdachte met een ander een autoband gestolen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 mei 2018 is hij eerder ter zake van een vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Nu het hof minder bewezen verklaart dan de politierechter ziet het aanleiding een lagere straf op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.464,28. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 792,58. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-049607-17 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 211,25 (balanceren, ventielen, [nummer] , verwijderingsbijdrage banden, velg 14 inch, breng & haalservice en arbeidsloon, dat door het hof wordt geschat op een bedrag van € 25,00 inclusief BTW). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is thans onvoldoende met stukken onderbouwd dat de gestelde schade door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. Het bieden van de gelegenheid om nader bewijs aan te brengen, zou een onevenredige belasting van dit strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63, 184 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-051791-17 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-049607-17 primair, het in de zaak met parketnummer 15-051578-17 en het in de zaak met parketnummer 15-091969-17 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-049607-17 primair, het in de zaak met parketnummer
15-051578-17 en het in de zaak met parketnummer 15-091969-17 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-049607-17 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 211,25 (tweehonderdelf euro en vijfentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-049607-17 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 211,25 (tweehonderdelf euro en vijfentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op
13 maart 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 juni 2018.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.