In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 13 december 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, was beschuldigd van diefstal van een flesje water op 30 augustus 2017 in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk het wegnemen van een flesje water dat toebehoorde aan een winkelbedrijf. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde is niet uitgesloten, en het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 300,00 of subsidiair zes dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd, maar het hof heeft de op te leggen straf herzien. Het hof heeft de geldboete vastgesteld op € 200,00 en vier dagen hechtenis, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft daarbij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht in acht genomen.
De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd, de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete en hechtenis, en dat de verdachte wordt vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 19 juni 2018.