ECLI:NL:GHAMS:2018:2072

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
23-003610-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk aanwezig hebben van hennep met beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1977, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 26 kilogram hennep op 5 juli 2016 te Amsterdam. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een gevangenisstraf van vier maanden. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de verdachte psychisch kwetsbaar was en dat hij onder invloed van alcohol verkeerde, waardoor hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor zijn daden. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van 60 dagen op, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Het hof overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet, wat in zijn nadeel weegt. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003610-16
datum uitspraak: 19 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-139672-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 juli 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet verenigt met het vonnis.

Bespreking van een verweer strekkende tot vrijspraak

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd - zakelijk weergegeven - dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de woning van de verdachte is gebruikt - door verschillende onbekende derden - om hennep in onder te brengen, ofschoon de verdachte er alles aan heeft gedaan om deze derden zijn woning uit te krijgen. Dit is hem niet gelukt omdat hij onder invloed van alcohol was en in een labiele toestand verkeerde.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Op 5 juli 2016 heeft de politie in de woonkamer van de woning van de verdachte, waar deze met een ander aanwezig was, diverse hennepplanten te drogen aangetroffen. Vlak daarvoor waren vanaf het balkon van die woning twee bigshoppertassen, met daarin naar later bleek hennepplanten, naar beneden gegooid. In een dergelijke situatie heeft als uitgangspunt te gelden dat de bewoner en de andere aanwezige wisten van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning en dat deze middelen zich in hun machtssfeer bevonden, in ieder geval tot en met het moment waarop de middelen van het balkon werden gegooid. Het voorgaande lijdt uitzondering indien de verdachte een verifieerbare verklaring aflegt die in een andere richting wijst. Dit is in casu echter niet het geval. De verdachte heeft zijn lezing op geen enkele manier handen en voeten gegeven en ook overigens is deze niet aannemelijk geworden.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 juli 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26 kilogram hennep.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op psychische overmacht en heeft verzocht de verdachte daarom te ontslaan van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte is gebruikt terwijl hij kwetsbaar was vanwege zijn psychische gesteldheid, veroorzaakt door een post traumatische stressstoornis.
Het hof wil aannemen dat de verdachte lijdt aan een post traumatische stressstoornis. Echter: onvoldoende is onderbouwd en ook overigens is niet aannemelijk geworden dat de verdachte onder zodanige invloed van deze stoornis heeft gehandeld dat sprake was van psychische overmacht. Het hof verwerpt het verweer dan ook.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest, zulks conform de eis in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met een ander opzettelijk een grote hoeveelheid hennep aanwezig gehad. De bij de verdachte aangetroffen hoeveelheden hennep zijn dermate groot dat die hennep bestemd moet zijn geweest voor de handel en daarmee voor verdere verspreiding. Het gebruik van hennep heeft schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid en de handel daarin gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 mei 2018 is hij eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
In beginsel rechtvaardigt het bovenstaande een straf zoals door de advocaat-generaal geëist. Het hof ziet in hetgeen namens de verdachte ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, aanleiding om hiervan af te wijken en om een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
58 (achtenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 juni 2018.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]