Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
23 januari 2014, in de procedure krachtens artikel 96 Rv onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen. Partijen hebben zich het recht om in hoger beroep te komen expliciet voorbehouden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Dexia Nederland B.V. inzake effectenlease. [appellant] heeft in eerste aanleg de vernietiging van leaseovereenkomsten gevorderd, wat door de kantonrechter is toegewezen. In hoger beroep vordert [appellant] dat Dexia wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van primair € 122.406,22 en subsidiair € 48.991,89, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof oordeelt dat de leaseovereenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd en dat alle betalingen van [appellant] aan Dexia onverschuldigd zijn gedaan. Dexia heeft verzocht om verrekening van de verkoopopbrengst van de aan [appellant] uitgeleverde aandelen met het door Dexia verschuldigde bedrag. Het hof stelt vast dat [appellant] geen bewijsstukken van de verkoop van de aandelen heeft overgelegd, waardoor niet kan worden vastgesteld tot welk bedrag Dexia zich op verrekening kan beroepen. Het hof concludeert dat de werkelijke verkoopopbrengst geacht moet worden gelijk te zijn aan het door Dexia verschuldigde bedrag, zodat na verrekening voor Dexia niets te betalen resteert. De vordering van [appellant] wordt afgewezen en het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd. [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.