ECLI:NL:GHAMS:2018:2008
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Gedeeltelijke toewijzing en omzetting van jeugddetentie naar werkstraf na voorwaardelijke veroordeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke jeugddetentie. De veroordeelde, geboren in 1997, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een jeugddetentie van 182 dagen, waarvan een gedeelte van 120 dagen voorwaardelijk was opgelegd. De vordering tot tenuitvoerlegging werd ingediend door de advocaat-generaal op 5 april 2018, naar aanleiding van het niet naleven van de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden. De advocaat-generaal vroeg om omzetting van de voorwaardelijke jeugddetentie naar een werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde niet aan de meldplicht bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers had voldaan, maar wel had meegewerkt aan andere opgelegde voorwaarden. Ondanks de positieve ontwikkeling in het leven van de veroordeelde, die sinds april 2018 fulltime werkt en recentelijk is gepromoveerd tot teamleider, heeft het hof geoordeeld dat de vordering tot tenuitvoerlegging in principe moest worden toegewezen. Echter, het hof besloot om de jeugddetentie niet volledig ten uitvoer te leggen, maar om een gedeelte om te zetten in een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. De beslissing is genomen met inachtneming van de positieve ontwikkelingen in het leven van de veroordeelde en het risico dat detentie deze ontwikkelingen zou kunnen ondermijnen.
De uitspraak van het hof is gedaan door een collegiaal panel van drie rechters en is openbaar uitgesproken op de zitting van 31 mei 2018. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. S.M. van Zanten, en mr. T. de Bont was buiten staat om de beslissing te ondertekenen.