In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 september 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf en het gebiedsverbod. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week en een gebiedsverbod voor de duur van zes maanden, dat dadelijk uitvoerbaar was. Het hof heeft de gevangenisstraf vernietigd en in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren opgelegd, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die sinds 24 juli 2017 in voorlopige hechtenis verkeert. Het hof heeft ook vastgesteld dat de periode waarvoor het gebiedsverbod was opgelegd inmiddels was verstreken, waardoor het niet nodig was om dit opnieuw op te leggen. De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.