ECLI:NL:GHAMS:2018:1985

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
23-001194-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan diefstal door onvoldoende bewijs van op de uitkijk staan

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal van een windscherm op 9 augustus 2016 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel primair medeplegen als subsidiair medeplichtigheid aan de diefstal. De advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hebben beiden vrijspraak bepleit.

Het hof heeft het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op de uitkijk stonden terwijl medeverdachte [medeverdachte 1] het windscherm van een snorfiets losdraaide. Echter, het hof oordeelde dat de verbalisant niet voldoende concreet had gemaakt op basis waarvan hij tot de conclusie kwam dat de verdachte daadwerkelijk op de uitkijk stond. De verklaringen van de medeverdachten gaven ook geen bewijs van strafbare betrokkenheid van de verdachte.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Het vonnis waarvan beroep werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Tevens werd de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001194-17
datum uitspraak: 24 april 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-177425-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 augustus 2017 en 10 april 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 9 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een windscherm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
subsidiair:[medeverdachte 1] op of omstreeks 9 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een windscherm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) en aan verdachte, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte en/of mededader(s) op of omstreeks 9 augustus 2016 te Amsterdam opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest door op de uitkijk te staan en/of de buurt in de gaten te houden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
De raadsman van de verdachte heeft eveneens vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2016 heeft verbalisant [verbalisant] gerelateerd dat hij zich op 10 augustus 2016 om 23.15 uur bevond op [adres 2] en aldaar zag dat medeverdachte [medeverdachte 1] tussen de fietsen in een fietsenrek stond en het windscherm van een snorfiets losdraaide. [verbalisant] nam waar dat de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] – op verschillende plekken – op vijf meter afstand van [medeverdachte 1] geconcentreerd om zich heen keken; [verbalisant] zag meteen dat zij op de uitkijk stonden. Op grond waarvan hij tot deze vaststelling c.q. conclusie is gekomen, heeft [verbalisant] niet nader geconcretiseerd. Voorts heeft [verbalisant] zonder onderscheid naar individuele betrokkenen geverbaliseerd dat de verdachte en zijn medeverdachten ‘regelmatig’ naar elkaar liepen en met elkaar communiceerden. Op enig moment zag hij dat [medeverdachte 2], met achterop de verdachte, en [medeverdachte 3] hun snorfietsen startten, waarna [medeverdachte 1] het windscherm van de bijbehorende snorfiets aftrok en bij [medeverdachte 3] achterop ging zitten. Vervolgens reden zij allen weg.
Bij de raadsheer-commissaris heeft [verbalisant] verklaard dat hij uit het naar links en rechts kijken afleidde dat de persoon die het dichtst bij de Willemsparkweg stond (
het hof begrijpt: [medeverdachte 3]) op de uitkijk stond en dat hij niet meer weet wat de rol van de andere twee personen (
het hof begrijpt: [medeverdachte 2] en de verdachte) was.
Naar het oordeel van het hof is aldus onvoldoende concreet gebleken op basis waarvan verbalisant [verbalisant] meende te weten dat het gedrag van de verdachte bestond uit het behulpzaam zijn bij de diefstal van het windscherm door het op de uitkijk staan en/of de buurt in de gaten houden. Het hof is daarom, mede in aanmerking genomen dat ook uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] niet blijkt van een strafbare betrokkenheid van de verdachte, met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte primair (medeplegen) en subsidiair (medeplichtigheid) is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Hieraan doet niet af dat de verdachte zelf geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid ter plekke.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 29 september 2016 onder CJIB nummer 9132 5420 0272 6589.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
24 april 2018.
[…]