ECLI:NL:GHAMS:2018:1954

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
200.232.164/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zekerheidstelling in hoger beroep door Vickers Holding & Finance Inc.

In deze zaak heeft Vickers Holding & Finance Inc. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 16 augustus 2017 een uitspraak gedaan in een geschil tussen Vickers en [X] c.s. Vickers, gevestigd in Road Town (Britse Maagdeneilanden), heeft in het hoger beroep een incident aanhangig gemaakt waarin [Y] c.s. zekerheid hebben gevorderd voor de proceskosten. De vordering tot zekerheidstelling is gebaseerd op artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat vereist dat een partij zonder woonplaats in Nederland zekerheid moet stellen voor de proceskosten. Vickers heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof over de hoogte van de zekerheid, maar heeft een lager bedrag voorgesteld dan door [Y] c.s. is gevorderd. Het hof heeft de hoogte van de zekerheid vastgesteld op € 23.892,-, gebaseerd op de door [Y] c.s. betaalde verschotten en het liquidatietarief. Vickers is bevolen deze zekerheid te stellen in de vorm van een bankgarantie van een Nederlandse bank, met een termijn van twee maanden voor de uitvoering. De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor uitlating door [Y] c.s. over de zekerheidstelling.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.232.164/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/256549 / HA ZA 17-213
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 juni 2018
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht
VICKERS HOLDING & FINANCE INC,
gevestigd te Road Town (Britse Maagdeneilanden),
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. A.T. Eisenmann te Amstelveen,
tegen:

1.[X] ,

zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
niet verschenen,
2.
[geïntimeerde sub 2],
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
niet verschenen,
3.
[Y],
wonend te [woonplaats 1] ( [land 1] ),
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. B.A. Boer te Den Haag,
4.
[geïntimeerde sub 4],
wonend te [woonplaats 2] ( [land 2] ),
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. B.A. Boer te Den Haag
5.
CASHMERE WORLD B.V.,
gevestigd te Haarlem,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
niet verschenen.
Partijen worden hierna Vickers en [X] c.s. genoemd. Eisers in het incident worden hierna tezamen aangeduid als [Y] c.s. en afzonderlijk als [Y] en [geïntimeerde sub 4] .

1.Het geding in hoger beroep

Vickers is bij dagvaarding van 18 oktober 2017 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 augustus 2017 dat onder bovengenoemd zaak-/rolnummer is gewezen tussen Vickers als eiseres en [X] c.s. als gedaagden. De grieven tegen dit vonnis zijn in de appeldagvaarding opgenomen.
Tegen [X] c.s. is verstek verleend. [Y] c.s. hebben het verstek gezuiverd.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte houdende een incident ex artikel 224 Rv zijdens [Y] c.s., met producties;
- antwoordakte in het incident zijdens Vickers;
- akte in het incident zijdens [Y] c.s.;
- antwoordakte in het incident zijdens Vickers.
Vervolgens is arrest in het incident gevraagd.
[Y] c.s. hebben incidenteel gevorderd dat het hof Vickers zal bevelen zekerheid te stellen voor een bedrag van € 30.000,- aan te verwachten proceskosten, althans voor een door het hof in goede justitie vast te stellen bedrag, hetzij door het stellen van een bankgarantie door een in Nederland gevestigde (erkende) financiële instelling, hetzij in de vorm van een storting op de derdengeldrekening van het kantoor van hun advocaat, met veroordeling van Vickers in de kosten van het incident, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Vickers heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof wat betreft het stellen van zekerheid voor de proceskosten tot een maximumbedrag van € 13.740,-, waarbij zij heeft verzocht te bepalen dat dit bedrag, althans een door het hof vast te stellen bedrag, dient te worden gestort op de derdengeldrekening van haar advocaat, met veroordeling van [Y] c.s. in de kosten van het incident.

2.Beoordeling

in het incident
2.1.
Op grond van artikel 224 lid 1 Rv dient degene die, zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland, bij een Nederlandse rechter een vordering instelt op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan hij in die procedure veroordeeld zou kunnen worden, tenzij een van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen van toepassing is. Vickers is in Road Town (Britse Maagdeneilanden) gevestigd; voorts is gesteld noch gebleken dat een van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen zich voordoet. Vickers zal dus zekerheid moeten stellen.
2.2.
Tegen de hoogte en de vorm van de gevorderde zekerheidstelling heeft Vickers het een en ander ingebracht.
2.3.
[Y] c.s. hebben het bedrag waarvoor zekerheid dient te worden gesteld becijferd op € 30.000,-, zulks onder meer op basis van het tot 1 mei 2018 geldende liquidatietarief VIII ter grootte van € 4.580,- per punt. Vickers heeft aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met maximaal drie punten van het liquidatietarief en niet met zes, zoals [Y] c.s. hebben gedaan. Het hof ziet, in aanmerking genomen dat het per 1 mei 2018 geldende liquidatietarief VIII in hoger beroep € 5.501,- per punt beloopt, aanleiding de hoogte van de zekerheidsstelling vast te stellen op een bedrag van € 23.892,-, gebaseerd op de door [Y] c.s. betaalde verschotten ter grootte van € 1.649,-, nakosten ad € 239,- en vier salarispunten voor proceshandelingen (één voor de incidentele conclusie, één voor een memorie van antwoord en twee voor een pleidooi) ad € 5.501,- per punt. [Y] c.s. hebben nog betoogd dat er op dit moment een voorlopig getuigenverhoor bij de rechtbank plaatsvindt en dat de desbetreffende verklaringen, althans de in dat kader door [Y] afgelegde verklaring, naar verwachting in deze procedure zullen/zal worden betrokken, zodat er
- nu de grieven al zijn genomen - waarschijnlijk nadere inhoudelijke akten zullen dienen te worden genomen. Daarmee kan thans evenwel nog geen rekening worden gehouden; [Y] c.s. zullen op die verklaring(en), zo nodig, in hun nog te nemen memorie van antwoord kunnen ingaan. Of er daarna, zeker in het geval dat er pleidooi wordt gevraagd, een aktewisseling zal (mogen) plaatsvinden is nu nog te ongewis. Met eventuele volgende proceshandelingen op grond van een tussenarrest kan thans evenmin al rekening worden gehouden.
2.4.
Het hof zal Vickers bevelen de zekerheid te stellen in de vorm van een door een Nederlandse bank af te geven bankgarantie, als in het dictum te vermelden. Vickers heeft aangegeven ervoor zorg te kunnen dragen dat het door het hof vast te stellen bedrag aan zekerheid op de derdengeldrekening van haar advocaat kan worden gestort. Echter, omdat [Y] c.s. hiertegen uitdrukkelijk bezwaar hebben gemaakt en Vickers geen bezwaren naar voren heeft gebracht tegen het stellen van zekerheid door middel van een door [Y] c.s. gewenste, en gebruikelijke, bankgarantie, ziet het hof geen reden om tot een andere vorm van zekerheidstelling over te gaan.
2.5.
Een oordeel over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
2.6.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor uitlating zijdens [Y] c.s. over de zekerheidstelling.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident
beveelt dat Vickers ten genoegen van [Y] c.s. zekerheid stelt voor een bedrag van € 23.892,- ter zake van de proceskosten waarin Vickers in hoger beroep veroordeeld zou kunnen worden;
bepaalt dat Vickers voormelde zekerheid stelt in de vorm van een door een Nederlandse bank af te geven bankgarantie met [Y] c.s. als begunstigden, onder verstrekking van de originele bankgarantie aan de advocaat van [Y] c.s.;
bepaalt dat de zekerheid moet zijn gesteld binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak, derhalve uiterlijk op 11 augustus 2018, op straffe van niet-ontvankelijkheid van Vickers in de hoofdzaak;
houdt de beslissing over de proceskosten van dit incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 21 augustus 2018 voor uitlating aan de zijde van [Y] c.s. over de zekerheidstelling;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, D.J. van der Kwaak en J.M. de Jongh en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2018.