ECLI:NL:GHAMS:2018:1951
Gerechtshof Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep in kort geding met betrekking tot verbetering vonnis en ontvankelijkheid appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de appellant tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De appellant is op 13 november 2017 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 16 oktober 2017, waarin de rechtbank een kennelijke fout in een eerder vonnis van 5 september 2017 heeft hersteld. De appellant heeft aangevoerd dat hij niet is gehoord op het verzoek van de geïntimeerden tot verbetering van het vonnis, wat volgens hem een schending van het beginsel van hoor en wederhoor inhoudt. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het herstelverzoek van de geïntimeerden, wat leidt tot de conclusie dat de doorbrekingsgrond terecht is voorgesteld. Hierdoor is de appellant ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door de appellant. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van de zaak nog niet heeft plaatsgevonden.