Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
Bruikleenovereenkomst
primairgevorderd de overeenkomst te ontbinden, met vaststelling van het tijdstip van de ontruiming van de woning,
subsidiairgevorderd voor recht te verklaren dat de overeenkomst als bruikleenovereenkomst in de zin van artikel 7A:1777 BW moet worden gekwalificeerd en rechtsgeldig door Herald Invest is opgezegd – waardoor deze op 20 januari 2016 eindigt en [appellante] uiterlijk op deze datum de woning moet ontruimen – dan wel het tijdstip waarop de bruikleenovereenkomst eindigt vast te stellen op 20 januari 2016, met vaststelling van het tijdstip van ontruiming van de woning, en
primair en subsidiairgevorderd [appellante] – op straffe van verbeurte van een dwangsom – te veroordelen de woning uiterlijk per 20 januari 2016 te ontruimen alsmede te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.529,= (te vermeerderen met fl. 1.000,- per dag tot het moment van ontruiming), met veroordeling van [appellante] in de proceskosten. Zij heeft daartoe, kort gezegd, het volgende gesteld. [appellante] heeft de woning in strijd met het bepaalde in artikel 4 van de overeenkomst ook als bedrijfsruimte gebruikt en via Airbnb verhuurd. De ernst van dit onrechtmatige gebruik rechtvaardigt de onmiddellijke ontbinding van de overeenkomst, zoals primair is gevorderd. Voorts geldt dat de overeenkomst moet worden gekwalificeerd als bruikleenovereenkomst in de zin van artikel 7A:1777 BW, van een huurovereenkomst is geen sprake. [appellante] kan daarom geen aanspraak maken op huurbescherming. Herald Invest mocht, gelet op het bepaalde in artikel 18 van de overeenkomst, deze opzeggen. Vanwege de lange opzegtermijn die in acht is genomen, voldoet de opzegging bovendien aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. De overeenkomst is dus rechtsgeldig opgezegd en als gevolg daarvan op 20 januari 2016 geëindigd. [appellante] diende de woning op grond van artikel 20 van de overeenkomst uiterlijk op 20 januari 2016 te ontruimen, maar heeft aan die verplichting niet voldaan. Op grond van artikel 22 van de overeenkomst is [appellante] dan ook een opeisbare boete verschuldigd, die vanaf 20 januari 2016 is gaan lopen, aldus (nog steeds) Herald Invest. [appellante] heeft tegen deze vordering verweer gevoerd.
grief 1,
grief 2en
grief 4falen.
grief 3eveneens moet worden verworpen.
grief 5evenmin terecht is voorgesteld.
grief 6faalt.
grief 7slaagt voor zover deze grief zich richt tegen de proceskostenveroordeling, maar voor het overige – omdat zij in dat opzicht afhankelijk is van het welslagen van de overige grieven – faalt.