ECLI:NL:GHAMS:2018:181

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
23-001185-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding Luchtvaartwet en bedreiging ambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1963, werd beschuldigd van het niet opvolgen van aanwijzingen van de gezagvoerder aan boord van een Transavia-vlucht van Alicante naar Rotterdam op 14 oktober 2016, en van bedreiging van twee ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee. Tijdens de vlucht heeft de verdachte zich misdragen door de gezagvoerder en het cabinepersoneel te negeren en hen te bedreigen met geweld. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete en een taakstraf, maar het hof oordeelde dat deze straffen niet in verhouding stonden tot de ernst van de feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke hechtenis van twee weken en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de impact van zijn gedrag op de veiligheid van de ambtenaren en de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001185-17
datum uitspraak: 24 januari 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-210207-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
1:
op of omstreeks 14 oktober 2016, aan boord van een luchtvaartuig (vluchtnummer [nummer] van Transavia), tijdens de vlucht van luchthaven Alicante [Spanje] naar luchthaven Rotterdam the Hague Airport (in het internationale luchtruim), als passagier de aanwijzingen (door of) namens de gezagvoerder niet heeft opgevolgd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar geen gevolg gegeven aan het verzoek (door of) namens de gezagvoerder om zich rustig te houden en/of zich te gedragen en/of te gaan zitten en/of de door hem verdachte meegenomen fles drank af te geven en/of het cabinepersoneel en/of passagiers niet meer lastig te vallen (al dan niet in het kader van een aan verdachte uitgereikte Notice of Violation);
2:
op of omstreeks 14 oktober 2016 te Rotterdam [naam 1] en/of [naam 2] [beiden werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik weet jullie wel te vinden, mijn vuisten zijn niet zo snel maar een Kalasjnikov houden jullie niet tegen en jullie vrouw en kinderen kan ik ook wel vinden!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1:
op 14 oktober 2016, aan boord van een luchtvaartuig (vluchtnummer [nummer] van Transavia), tijdens de vlucht van luchthaven Alicante [Spanje] naar luchthaven Rotterdam The Hague Airport (in het internationale luchtruim), als passagier de aanwijzingen (door of) namens de gezagvoerder niet heeft opgevolgd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar geen gevolg gegeven aan het verzoek (door of) namens de gezagvoerder om zich rustig te houden en zich te gedragen en te gaan zitten en de door hem, verdachte, meegenomen fles drank af te geven en het cabinepersoneel en/of passagiers niet meer lastig te vallen (al dan niet in het kader van een Notice of Violation);
2:
op 14 oktober 2016 te Rotterdam [naam 1] en [naam 2] [beiden werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 1] en [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik weet jullie wel te vinden, mijn vuisten zijn niet zo snel maar een Kalasjnikov houden jullie niet tegen en jullie vrouw en kinderen kan ik ook wel vinden!”
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift gegeven krachtens algemene maatregel van bestuur ingevolge de Luchtvaartwet, strafbaar gesteld bij artikel 62 van de Luchtvaartwet.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot respectievelijk een geldboete ter hoogte van € 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis als deze boete niet wordt voldaan, en een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis als deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot respectievelijk een hechtenis voor de duur van 2 weken en een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich aan boord van een luchtvaartuig, tijdens de vlucht (in het internationale luchtruim) als passagier niet gehouden aan de aanwijzingen van de gezagvoerder en het cabinepersoneel om zich rustig te houden en de door hem meegenomen fles drank af te geven. De verdachte heeft zich ernstig misdragen en het cabinepersoneel en passagiers overlast bezorgd. Daarnaast heeft hij zich bij zijn aanhouding verbaal en fysiek agressief uitgelaten tegen het personeel van de Koninklijke Marechaussee en daarbij de volgende bedreiging geuit: “Ik weet jullie te vinden, mijn vuisten zijn niet zo snel maar een Kalasjnikov houden jullie niet tegen en jullie vrouw en kinderen kan ik ook wel vinden!” Het hof rekent dit de zwaar verdachte aan. Dergelijk grensoverschrijdend gedrag en bedreiging aan het adres van ambtenaren die onder meer zijn belast met het handhaven van de openbare orde, tasten het veiligheidsgevoel van deze ambtenaren in het bijzonder en van de samenleving in het algemeen aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 december 2017 is hij eerder meerdere malen onherroepelijk veroordeeld, onder meer ter zake van geweldsmisdrijven.
Het hof is van oordeel dat de straffen die de politierechter heeft opgelegd, onvoldoende recht doen aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Het hof zal voor het bewezenverklaarde misdrijf een voorwaardelijke gevangenisstraf en voor de bewezenverklaarde overtreding een onvoorwaardelijke hechtenis van na te melden duur opleggen. Deze vrijheidsbenemende straffen acht het hof, alles overwegende, niet alleen passend, maar ook geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 96 en 166 van de Regeling Toezicht Luchtvaart, artikel 62 van de Luchtvaartwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 62, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. M.M.H.P. Houben en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2018.
[…]