In deze zaak heeft klaagster, vertegenwoordigd door haar zoon, een klacht ingediend tegen de notaris. Klaagster verwijt de notaris dat hij in 2014 een testament heeft opgesteld en gepasseerd zonder dat zij daartoe een opdracht had gegeven. Klaagster was op dat moment niet in staat om een dergelijke opdracht te geven. De kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden heeft de klacht van klaagster in eerste instantie buiten beoordeling gelaten. Het hof heeft de zaak behandeld op 26 oktober 2017, waarbij klaagster en de notaris zijn verschenen. Klaagster had eerder een algemene volmacht verleend aan haar zoon, die de klacht namens haar indiende. Het hof heeft vastgesteld dat de geldigheid van deze volmacht niet in geschil is en dat klaagster in haar klacht kan worden ontvangen. De notaris heeft betoogd dat hij klaagster in 2014 heeft gesproken en dat zij hem heeft laten weten dat zij haar testament wilde wijzigen. De huisarts van klaagster heeft bevestigd dat zij in staat was om haar wil te bepalen. Het hof heeft geoordeeld dat klaagster onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is ongegrond verklaard, en klaagster is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot terugbetaling van de kosten voor het opmaken van het nieuwe testament. De beslissing van de kamer is vernietigd, maar de klacht van klaagster is ongegrond verklaard.