ECLI:NL:GHAMS:2018:18

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
10 januari 2018
Zaaknummer
200.218.014/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over opstellen en passeren testament zonder opdracht

In deze zaak heeft klaagster, vertegenwoordigd door haar zoon, een klacht ingediend tegen de notaris. Klaagster verwijt de notaris dat hij in 2014 een testament heeft opgesteld en gepasseerd zonder dat zij daartoe een opdracht had gegeven. Klaagster was op dat moment niet in staat om een dergelijke opdracht te geven. De kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden heeft de klacht van klaagster in eerste instantie buiten beoordeling gelaten. Het hof heeft de zaak behandeld op 26 oktober 2017, waarbij klaagster en de notaris zijn verschenen. Klaagster had eerder een algemene volmacht verleend aan haar zoon, die de klacht namens haar indiende. Het hof heeft vastgesteld dat de geldigheid van deze volmacht niet in geschil is en dat klaagster in haar klacht kan worden ontvangen. De notaris heeft betoogd dat hij klaagster in 2014 heeft gesproken en dat zij hem heeft laten weten dat zij haar testament wilde wijzigen. De huisarts van klaagster heeft bevestigd dat zij in staat was om haar wil te bepalen. Het hof heeft geoordeeld dat klaagster onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is ongegrond verklaard, en klaagster is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot terugbetaling van de kosten voor het opmaken van het nieuwe testament. De beslissing van de kamer is vernietigd, maar de klacht van klaagster is ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.218.014/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/310338 / KL RK 16-119
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 januari 2018
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellante,
gemachtigde: mr. G.P. Wempe, advocaat te Drachten,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 23 juni 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 24 mei 2017. De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster (ingesteld door onder andere de zoon van klaagster, [de zoon]) tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) buiten beoordeling gelaten.
1.2.
De notaris heeft op 20 juli 2017 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend. Op 22 augustus 2017 heeft de notaris zijn verweerschrift (in verband met het ontbreken van een pagina) nogmaals aan het hof doen toekomen.
1.3.
Klaagster heeft op 13 oktober 2017 een brief van 12 oktober 2017 met aanvullende producties bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2017. De gemachtigde van klaagster, [de zoon] voornoemd en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Het hof heeft de brief van klaagster van 12 oktober 2017 buiten beschouwing gelaten omdat dit stuk een repliek betreft, waarvoor geen toestemming was gegeven. Het hof heeft wel kennisgenomen van de aanvullende producties bij genoemde brief, die tijdig zijn ingediend.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 5 januari 2011 heeft klaagster tezamen met haar echtgenoot, [naam], ten overstaan van de notaris testamenten opgemaakt.
3.2.2.
Op 28 augustus 2011 is de echtgenoot van klaagster overleden.
3.2.3.
Klaagster heeft op 22 april 2014 aan [de zoon] voornoemd (hierna: de zoon) een algemene volmacht verleend. De notaris heeft deze volmacht opgesteld en gepasseerd. Hierin staat onder meer vermeld:
“Deze volmacht is een algemene volmacht in de zin van artikel 3:62 lid 1 Burgerlijk Wetboek en strekt zich uit tot vertegenwoordiging in alle handelingen op het gebied van het personenrecht, het verbintenissenrecht, het familierecht, het zakenrecht, het fiscaal recht, het procesrecht en elk ander rechtsgebied. (..)
Deze volmacht eindigt uitdrukkelijk niet als de volmachtgever vanwege een slechte lichamelijke of geestelijke gezondheid niet langer in staat is zijn wil te bepalen. Deze volmacht is gemaakt met het doel ook in deze situaties de gevolmachtigde in staat te stellen de belangen van de volmachtgever te behartigen.”
3.2.4.
Eveneens op 22 april 2014 heeft klaagster ten overstaan van de notaris (en in aanwezigheid van twee getuigen) een nieuw testament opgemaakt.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris dat hij in 2014 voor haar een testament heeft opgesteld en gepasseerd zonder te beschikken over een opdracht van klaagster daartoe. Tot het geven van een dergelijke opdracht was zij toen niet (meer) in staat.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft met betrekking tot voormelde klacht het volgende aangevoerd. In 2014 werd hij benaderd door de zoon met het verzoek een algemene volmacht op te stellen voor klaagster. Bij gelegenheid van de bespreking over deze volmacht (thuis bij klaagster en in aanwezigheid van de zoon en een van de dochters van klaagster) kwam de notaris tot de conclusie dat hij, gelet op hetgeen besproken werd, klaagster in een aansluitend gesprek onder vier ogen attent diende te maken op de implicaties van het eerder door haar opgemaakte testament in 2011. In dit aansluitende gesprek heeft klaagster de notaris duidelijk gemaakt dat zij dat testament wenste te wijzigen. De notaris heeft vervolgens (net als in 2010/2011) met de huisarts van klaagster contact gehad. Blijkens een memo van de notaris van 18 februari 2014 heeft de huisarts aan de notaris verklaard dat klaagster ‘de dingen heel goed begrijpt’. In een schriftelijke verklaring van de huisarts van 9 april 2014 is dit bevestigd. De huisarts heeft daarin over klaagster het volgende opgemerkt:
“Bovengenoemde patient(e) werd door mij gezien op 4-4-14 ter beoordeling cognitieve functie. Zij is bekend met een doorgemaakt CVA en expressieve afasie
Teste is compos mentis, en kan vragen goed beantwoorden door ja en nee te knikken. Er is geen sprake van verwardheid of beperking tav beoordeling”.
Op 22 april 2014 heeft de notaris (in aanwezigheid van twee getuigen) het nieuwe testament van klaagster gepasseerd.

6.Beoordeling

Ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht
6.1.
Namens klaagster is in hoger beroep betoogd dat de kamer de klacht ten onrechte buiten beoordeling heeft gelaten. Klaagster heeft de notaris in 2014 een algemene volmacht laten opstellen en passeren. Deze volmacht is aan de zoon verleend en strekt zich uit tot handelingen op elk rechtsgebied. Dit betekent dat de zoon bevoegd was tot het (namens klaagster) instellen van de onderhavige klacht tegen de notaris. Afgezien daarvan: klaagster wilde ook zelf dat deze klacht werd ingediend. Klaagster dient derhalve te worden ontvangen in haar klacht.
6.2.
Vast staat dat tussen partijen de geldigheid van de algemene volmacht van 22 april 2014 niet in geschil is. Op basis van deze volmacht is de zoon bevoegd tot het verrichten van handelingen op elk rechtsgebied. Het hof acht de volmacht toereikend voor het voeren van de onderhavige klachtprocedure, zodat klaagster – anders dan de kamer heeft geoordeeld – in haar klacht kan worden ontvangen.
Uitbreiding klacht
6.3.
Voor zover de gemachtigde van klaagster op de zitting in hoger beroep de klacht van klaagster heeft willen uitbreiden, heeft te gelden dat op grond van het bepaalde in artikel 107, lid 4 van de Wet op het notarisambt het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang behandelt hetgeen meebrengt dat alleen in beschouwing worden genomen de klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Klaagster zal in de uitbreiding van de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard.
Terugbetaling kosten nieuwe testament
6.4.
Klaagster heeft in eerste aanleg verzocht om de notaris te veroordelen tot terugbetaling van de door haar betaalde kosten voor het opmaken van het nieuwe testament.
6.5.
Het hof zal klaagster in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaren, nu de tuchtprocedure niet in de veroordeling tot terugbetaling voorziet.
Klacht
6.6.
Klaagster stelt dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat hij haar testament uit 2011 heeft gewijzigd terwijl zij hem daartoe in het geheel geen opdracht had gegeven (zij was daartoe niet meer in staat). De notaris heeft aan de kamer en het hof uitgebreid verslag gedaan van de gang van zaken rondom het opstellen en passeren van het testament in 2014 en de stelling van klaagster gemotiveerd betwist. Klaagster heeft haar verwijt in het licht van die betwisting niet, althans onvoldoende concreet onderbouwd. De klacht van klaagster is dan ook ongegrond.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar in hoger beroep uitgebreide klacht;
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot terugbetaling;
- verklaart de klacht van klaagster ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.D.R.M. Boumans en J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2018 door de rolraadsheer.