ECLI:NL:GHAMS:2018:1793

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
200.234.363/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot schorsing van tenuitvoerlegging van een beschikking van de kantonrechter met betrekking tot het gebruik van een scootmobiel in een appartementencomplex

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex tegen een beschikking van de kantonrechter. De VvE heeft op 28 februari 2018 een beroepschrift ingediend tegen de beschikking van de kantonrechter van 1 februari 2018, waarin de VvE werd veroordeeld om aan een appartementseigenaar, [geïntimeerde], een sleutel van de containerruimte te geven voor het opladen van haar scootmobiel. De VvE heeft tevens een incidenteel verzoek ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van deze beschikking.

De VvE stelt dat uitvoering van de beschikking zou leiden tot een onomkeerbare situatie en dat er geen klemmende noodzaak is voor [geïntimeerde] om de beschikking uit te voeren, aangezien zij al geruime tijd in het appartement woont zonder gebruik te maken van de stallingsplaats. [geïntimeerde] heeft echter aangevoerd dat de scootmobiel al in de containerruimte staat en dat de VvE geen belang meer heeft bij haar verzoek.

Het hof heeft geoordeeld dat de VvE niet voldoende heeft aangetoond dat de tenuitvoerlegging van de beschikking misbruik van executiebevoegdheid zou opleveren. De VvE heeft niet aangetoond dat de beschikking op een juridische of feitelijke misslag berust. Het hof heeft het verzoek van de VvE tot schorsing van de tenuitvoerlegging afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de eindbeschikking in de hoofdzaak. De VvE moet nu een verweerschrift indienen voor 19 juni 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.234.363/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 6278611 EJ VERZ 17-351
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 mei 2018
inzake
VERENIGING VAN EIGENAARS FLATGEBOUW [( naam gebouw)],
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellante in de hoofdzaak,
verzoekster in het incident,
advocaat: mr. R.P.M. de Laat te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. C.B. van Die te Leusden.
Partijen worden hierna de VvE en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

De VvE heeft op 28 februari 2018 een beroepschrift met producties ingediend, waarmee zij in hoger beroep komt van de onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gegeven beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna: de kantonrechter) van 1 februari 2018 (het dictum van deze beschikking bevat kennelijk per abuis de datum 14 februari 2018).
Tevens heeft de VvE daarbij een incidenteel verzoek gedaan, strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking waar het betreft na te vermelden veroordeling onder 6.2 totdat in hoger beroep een eindbeschikking is gegeven, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het incident.
Op 17 april 2018 is van de zijde van [geïntimeerde] een verweerschrift in het incident met producties bij het hof ingekomen, waarbij zij heeft verzocht de VvE niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidentele verzoek, althans dat verzoek af te wijzen, met veroordeling van de VvE in de kosten van het incident.
Met instemming van partijen heeft geen mondelinge behandeling van het incidentele verzoek plaatsgevonden.
Uitspraak in het incident is nader bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
Het gaat hier, samengevat en voor zover voor het incident van belang, om het volgende. [geïntimeerde] is samen met haar echtgenoot eigenaar van een appartement in het appartementencomplex [naam complex] , waarvan de VvE de vereniging van eigenaars is. Zij maakt gebruik van een scootmobiel die opgeladen dient te worden. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van [geïntimeerde] het besluit van de VvE van 15 augustus 2017 tot het niet geven van toestemming om de scoot- mobiel in de containerruimte te plaatsen vernietigd. Voorts heeft de kantonrechter
- onder (de eerste) 6.2 - de VvE veroordeeld om aan [geïntimeerde] een sleutel van de deur van de containerruimte ter beschikking te stellen en de gemeente (Haarlemmermeer) ongehinderd de benodigde aanpassingen, waaronder het aanleggen van elektra, te laten aanbrengen zoals omschreven in de afspraakbevestiging van het overleg dat op 1 mei 2017 plaatsvond. Daarnaast heeft de kantonrechter de VvE veroordeeld in de proceskosten, de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.
2.2.
Ter onderbouwing van haar incidentele vordering heeft de VvE aangevoerd dat zij recht en belang heeft bij schorsing van voormelde veroordeling onder 6.2 van de bestreden beschikking, omdat uitvoering van de toegestane maatregelen zou leiden tot een welhaast onomkeerbare situatie. Bovendien is volgens de VvE niet vastgesteld dat aan de zijde van [geïntimeerde] een klemmende situatie zou ontstaan wanneer de toegestane maatregelen nog niet worden uitgevoerd. Zij woont immers al sinds 17 juli 2017 in het appartement zonder de stallingsplaats te gebruiken.
2.3.
[geïntimeerde] heeft - onder meer - gesteld dat inmiddels uitvoering is gegeven aan de afspraken van 1 mei 2017 en dat de scootmobiel al in de containerruimte staat, zodat de VvE geen belang (meer) heeft bij haar incidentele vordering.
2.4.
Uit de foto’s die als productie 15 bij het verweerschrift in het incident zijn overgelegd, waarop is te zien dat de scootmobiel in de containerruimte staat en dat er een traanplaat is aangelegd, lijkt te volgen dat inmiddels (gedeeltelijk) aan voormelde veroordeling onder 6.2 van de bestreden beschikking is voldaan. De VvE heeft zich hierover echter niet kunnen uitlaten. Indien en voor zover de tenuitvoerlegging van deze veroordeling onder 6.2 van de bestreden beschikking (toch nog) niet heeft plaatsgevonden, dient het schorsingsverzoek naar het oordeel van het hof te worden afgewezen op grond van het volgende.
2.5.
Het hof neemt bij de beoordeling van het incidentele verzoek tot uitgangspunt dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking waarvan beroep slechts plaats is als tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Een dergelijk misbruik zal in deze zaak aan de orde zijn indien [geïntimeerde] , mede gelet op de - voor haar kenbare - belangen van de VvE die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij het gebruikmaken van haar bevoegdheid om in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat kan zich in het bijzonder voordoen als de beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien na de beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten meebrengen dat de executie van de beschikking klaarblijkelijk een noodtoestand zou doen ontstaan voor de VvE. Daarbij behoort de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
2.5.
Gesteld noch gebleken is dat de bestreden beschikking klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust. Voorts heeft de VvE onvoldoende concreet onderbouwd dat zich na de bestreden beschikking feiten hebben voorgedaan dan wel aan het licht zijn gekomen die meebrengen dat tenuitvoerlegging van die beschikking klaarblijkelijk een noodtoestand bij haar zal doen ontstaan. De VvE heeft, al met al, niet voldoende aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde] geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking, voordat in hoger beroep een eindbeschikking zal zijn gegeven. De enkele omstandigheid dat [geïntimeerde] enige tijd in het appartement heeft gewoond zonder de stallingsplaats te (kunnen) gebruiken, leidt niet tot een ander oordeel.
2.6.
Iedere beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden.
2.7.
In de hoofdzaak zal een termijn voor indiening van het verweerschrift worden bepaald.

3.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst het verzoek af;
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot de eindbeschikking in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
bepaalt dat [geïntimeerde] uiterlijk op 19 juni 2018 een verweerschrift kan indienen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.J.M. Smit, J.C.W. Rang en E.K. Veldhuijzen van Zanten en uitgesproken in het openbaar door de rolraadsheer op 8 mei 2018.