ECLI:NL:GHAMS:2018:1779

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
200.136.216/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en vernietiging van leaseovereenkomsten op basis van art. 1:88/89 BW

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder arrest van het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een beslissing van de kantonrechter. De zaak draait om de vernietiging van leaseovereenkomsten op basis van de artikelen 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft eerder geoordeeld dat de echtgenote van de geïntimeerde niet eerder dan drie jaar voor de vernietigingsbrief op de hoogte was van de leaseovereenkomsten, waardoor deze rechtsgeldig zijn vernietigd. Dit heeft geleid tot verbintenissen tot ongedaanmaking tussen partijen.

Dexia heeft in het hoger beroep betoogd dat de verkoopopbrengst van de uitgeleverde aandelen verrekend moet worden met het door haar verschuldigde bedrag. Het hof heeft geoordeeld dat Dexia niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de aandelen op een bepaalde datum zijn verkocht. De geïntimeerde heeft geen bewijsstukken overgelegd, waardoor het hof niet kan vaststellen tot welk bedrag Dexia zich kan beroepen op verrekening. De vordering van de geïntimeerde tot terugbetaling van hetgeen hij heeft betaald op basis van de leaseovereenkomsten II en IV is afgewezen.

Het hof heeft de eerdere beslissing van de kantonrechter vernietigd en verklaard dat de leaseovereenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd. Dexia is veroordeeld tot terugbetaling aan de geïntimeerde van hetgeen hij heeft betaald op basis van de leaseovereenkomsten, vermeerderd met rente. De proceskosten zijn verrekend, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is openbaar uitgesproken op 8 mei 2018.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.136.216/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 1361573 DX EXPL 12-268
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 mei 2018
inzake
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante, tevens (voorwaardelijk) incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde, tevens (voorwaardelijk) incidenteel appellant,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk.

1.Het verdere verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom Dexia en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 2 mei 2017 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
Ter uitvoering van het tussenarrest heeft [geïntimeerde] een akte uitlating genomen, waarop Dexia bij antwoordakte heeft gereageerd.
Daarna hebben partijen weer arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
Bij het tussenarrest van 2 mei 2017 is het hof tot het oordeel gekomen dat Dexia niet is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat de echtgenote van [geïntimeerde] eerder dan drie jaren voordat zij bij brief van 8 augustus 2003 de nietigheid van de in geding zijnde leaseovereenkomsten heeft ingeroepen, bekend was met het bestaan daarvan. Dit leidt ertoe dat deze leaseovereenkomsten bij genoemde brief rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd.
2.2
De vernietiging van de leaseovereenkomsten heeft tot gevolg dat op partijen verbintenissen tot ongedaanmaking zijn komen te rusten. Dexia heeft bij de beëindiging van de leaseovereenkomsten, eerder in de procedure aangeduid met cijfers II, III en IV (met bijbehorende nummers respectievelijk [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] ), de daarbij behorende aandelen aan [geïntimeerde] (uit)geleverd. Met grief 2 in principaal appel betoogt Dexia dat de verkoopopbrengst van de uitgeleverde aandelen verrekend dient te worden met het door Dexia verschuldigde bedrag.
2.3
Bij het tussenarrest heeft het hof in dit (primaire) betoog van Dexia een verzoek als bedoeld in art. 3:53 lid 2 BW gelezen. Nu beide partijen kennelijk tot uitgangspunt nemen dat de reeds ingetreden gevolgen van de vernietigde rechtshandeling bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden, heeft het hof, mede om redenen van doelmatigheid, voldoende aanleiding gezien voor de door Dexia voorgestelde verrekening, met dien verstande dat de uitkering in geld bepaald dient te worden op de verkoopwaarde ter beurze op de dag van vernietiging, welke waarde blijkt uit de Officiële Prijscourant van de AEX (http://www.aex.nl/opc). Indien [geïntimeerde] de aandelen reeds voor de dag van vernietiging heeft verkocht, dan geldt de verkoopwaarde op de dag van die verkoop. Het hof heeft de zaak vervolgens naar de rol verwezen om [geïntimeerde] de gelegenheid te bieden zich bij akte ten aanzien van leaseovereenkomst II uit te laten over de waarde van de (uit)geleverde aandelen op de dag van vernietiging, of op de dag van verkoop indien de verkoop eerder heeft plaatsgevonden, en ten aanzien van leaseovereenkomsten III en IV op de dag van (uit)levering.
2.4
Het hof blijft bij en bouwt hierna voort op hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist, met dien verstande dat in het tussenarrest abusievelijk verkeerde einddata zijn gehanteerd voor de leaseovereenkomsten II en IV. Leaseovereenkomst II is geëindigd op 10 juni 2002, in plaats van 7 mei 2002, en leaseovereenkomst IV op 24 april 2002, in plaats van 2 maart 2007 (zie akte uitlating onder 3 en 4). Dit betekent dat de aandelen die ingevolge leaseovereenkomst IV zijn uitgeleverd gewaardeerd dienen te worden tegen de dag van de vernietiging, of indien de verkoop eerder heeft plaatsgevonden, de dag van verkoop en niet, zoals overwogen in het tussenarrest tegen de dag van uitlevering.
2.5
Bij akte uitlating heeft [geïntimeerde] gesteld dat hij de aandelen die zijn (uit)geleverd uit hoofde van de leaseovereenkomsten II en IV op 24 september 2002, derhalve vóór de dag van vernietiging van 8 augustus 2003, heeft verkocht, met een opbrengst van respectievelijk € 9.150,11 en € 7.866,17. [geïntimeerde] schrijft dat hij niet meer de beschikking heeft over bankafschriften, maar dat hij dit heeft kunnen achterhalen uit eigen notities in een boekje. Hij hield dagelijks de koersen bij van aandelen die hij bezat.
2.6
In haar antwoordakte merkt Dexia op dat het aan [geïntimeerde] is om te bewijzen op welke datum hij de aandelen heeft verkocht, maar dat [geïntimeerde] geen bewijsmiddelen heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij de aandelen op 24 september 2002 heeft verkocht. Het feit dat [geïntimeerde] geen bankafschriften meer heeft van de betreffende datum dient voor zijn rekening te komen. Het kan derhalve zo zijn dat [geïntimeerde] een gunstigere koers van de aandelen heeft gebruikt dan de koers waarvoor de aandelen daadwerkelijk zijn verkocht, aldus nog steeds Dexia.
2.7
Dienaangaande geldt het volgende. [geïntimeerde] heeft geen stukken overgelegd van de verkoop van de aandelen die hij (uit)geleverd heeft gekregen onder de leaseovereenkomsten II en IV. Zonder die gegevens kan niet op voldoende verifieerbare wijze worden vastgesteld tot welk bedrag Dexia zich op verrekening kan beroepen. Het betreft stukken die zich in het domein van [geïntimeerde] bevinden, dan wel zich op enig moment daarin bevonden, en waartoe Dexia geen toegang heeft. Dexia is geheel afhankelijk van de medewerking van [geïntimeerde] . Op grond van het niet-verschaffen van de door het hof verlangde gegevens zal het hof de gevolgtrekking verbinden die het geraden acht. Hierbij is in aanmerking genomen dat [geïntimeerde] geen gespecificeerd bewijsaanbod op dit punt heeft gedaan. Dit leidt ertoe dat de vordering van [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen door hem is betaald uit hoofde van leaseovereenkomsten II en IV zal worden afgewezen.
2.8
[geïntimeerde] stelt dat Dexia onder leaseovereenkomst III € 3.109,51 in verrekening kan brengen. Dexia heeft het door [geïntimeerde] genoemde bedrag onderschreven, zodat het hof van de juistheid van dit bedrag zal uitgaan.
2.9
Al het voorgaande leidt tot de volgende conclusies. In het tussenarrest is overwogen dat grief 1 in het incidenteel appel slaagt. Op grond van het voorgaande slaagt grief 2 in het principaal appel eveneens. Dat betekent dat het bestreden vonnis van de kantonrechter van 21 augustus 2013 zal worden vernietigd. De gevorderde verklaring voor recht dat de onderhavige leaseovereenkomsten door de vernietigingsbrief van 8 augustus 2003 buitengerechtelijk zijn vernietigd, zal worden toegewezen. Dexia zal worden veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van al hetgeen in het kader van leaseovereenkomsten I, III en V per saldo aan haar is betaald, vermeerderd met rente. [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen Dexia aan hem heeft voldaan uit hoofde van het vernietigde vonnis, vermeerderd met rente.
2.1
Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld worden de proceskosten, in eerste aanleg en in hoger beroep, verrekend, zodat ieder de eigen kosten draagt.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat de leaseovereenkomsten met contractnummers [nummer 4] (Feestplan II), [nummer 1] (WinstVerDriebubbelaar), [nummer 2] (Legio Bespaarplan), [nummer 3] (WinstVerdubbelaar) en [nummer 5] (Vrijdag Garantieplan LeaseService) rechtsgeldig op grond van art. 1:88 en 1:89 BW zijn vernietigd;
veroordeelt Dexia aan [geïntimeerde] (terug) te betalen al hetgeen aan haar op grond van de leaseovereenkomsten met contractnummers [nummer 4] (Feestplan II), [nummer 2] (Legio Bespaarplan) en [nummer 5] (Vrijdag Garantieplan LeaseService) is betaald, met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2006 tot aan de dag van de algehele voldoening door Dexia, waarbij Dexia een bedrag van € 3.109,51 in verrekening kan brengen;
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Dexia terug te betalen het bedrag van € 38.654,27 dat Dexia heeft voldaan uit hoofde van het vernietigde vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2013 tot de dag van de algehele voldoening;
verrekent de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten daarvan draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en M.P. van Achterberg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2018.