ECLI:NL:GHAMS:2018:1740
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen gevangenhouding en afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis wegens vluchtgevaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en thans gedetineerd is. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 april 2018, waarin zijn gevangenhouding werd bevolen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman, mr. H.P. Vos.
Tijdens de behandeling in raadkamer kwam naar voren dat de verdachte zonder duidelijke verklaring op reis was door Europa. Dit wekte bij het hof twijfels over de vindbaarheid van de verdachte op het door hem opgegeven Roemeense adres. Het hof concludeerde dat er sprake was van vluchtgevaar, wat de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigde. Het hof oordeelde dat de schorsingsvoorwaarden onvoldoende zouden zijn om het vluchtgevaar in te perken.
Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen, waarmee de beslissing van de rechtbank Amsterdam werd bekrachtigd. De beschikking is gegeven in raadkamer, waarbij de voorzitter en de raadsheren unaniem tot deze beslissing zijn gekomen. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.