In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 mei 2016. De verdachte, geboren in 1952, werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van € 200.000,00 en 45 Engelse ponden. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 25.000,00, bij gebreke van betaling te vervangen door honderdzestig dagen hechtenis. De officier van justitie ging in hoger beroep, omdat hij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden eiste, gezien de ernst van de feiten en het benadelingsbedrag. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de strafmaat aangepast. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van het geldbedrag, dat hij op Schiphol in zijn koffer had meegenomen zonder aangifte te doen. Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 250 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een geldboete van € 25.000,00, met verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag.