ECLI:NL:GHAMS:2018:1739

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
13/701531-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorlopige hechtenis en vluchtgevaar in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 april 2018, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op dat moment gedetineerd. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin hoger beroep werd ingesteld door de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. de Korte, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en de gronden waarop deze berust. Het hof sluit zich aan bij de motivering van de rechter-commissaris, die ernstige bezwaren heeft vastgesteld. De verdachte was zonder duidelijke verklaring op reis door Europa, wat het hof deed twijfelen aan zijn vindbaarheid op het door hem opgegeven Roemeense adres. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van vluchtgevaar. Daarnaast waren er ernstige bezwaren ten aanzien van de verdenking van verschillende zakkenrollerijen, en was onduidelijk over welke middelen van bestaan de verdachte beschikte. Het hof oordeelde dat er gevaar voor recidive aanwezig was en dat er geen aanleiding was om de duur van de voorlopige hechtenis te beperken.

Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen. Deze beslissing werd genomen in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

13/701531-18
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[appellante] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring [gedetineerd] ,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 april 2018, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. P. de Korte.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Het hof sluit zich aan bij de motivering van de rechter-commissaris voor wat betreft de ernstige bezwaren en neemt deze over. Het hof is van oordeel dat een en ander ook in dit stadium van de procedure nog voldoende ernstige bezwaren oplevert.
Uit het dossier en met name uit de eigen verklaring van de verdachte komt naar voren dat hij kennelijk en zonder duidelijke verklaring hiervoor op reis was door Europa. Gelet hierop heeft het hof er geen vertrouwen in dat hij op het door hem genoemde Roemeense adres voor Justitie vindbaar zal zijn zodat er sprake is van vluchtgevaar.
Er is sprake van ernstige bezwaren ten aanzien van de verdenking van verschillende zakkenrollerijen op verschillende data. Onduidelijk is over welke middelen van bestaan de verdachte beschikt. Gelet hierop acht het hof gevaar voor recidive als door de rechter-commissaris en de rechtbank aangenomen aanwezig. Er is naar het oordeel van het hof op dit moment sprake van een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv noch is er aanleiding de duur van de voorlopige hechtenis te beperken.

13.701531-18

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven op 2 mei 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. P.F.E. Geerlings en F.G. Hijink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.W.M. Lut als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 2 mei 2018,
de advocaat-generaal