ECLI:NL:GHAMS:2018:1735
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder een verzoek tot schorsing van haar voorlopige hechtenis had ingediend bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De rechtbank had dit verzoek op 28 maart 2018 afgewezen. De verdachte heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep werd ingesteld op 17 april 2018.
De beoordeling van het hof is gebaseerd op artikel 87, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een verdachte slechts eenmaal in hoger beroep kan komen tegen een afwijzende beslissing op een verzoek tot schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis. Aangezien het hof eerder op 21 maart 2018 al had beslist op een hoger beroep van de verdachte tegen een eerdere afwijzing van een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in haar huidige hoger beroep.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze beschikking is gegeven in raadkamer en is ter kennis gebracht van de verdachte door de advocaat-generaal.