ECLI:NL:GHAMS:2018:1712

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
23-003908-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake gevaarlijk rijgedrag met motorfiets in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor gevaarlijk rijgedrag op 6 juli 2015 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder het rijden met een aanzienlijk hogere snelheid dan toegestaan en het slingerend rijden tussen uitgaanspubliek. Tijdens de zitting op 30 maart 2018 heeft de advocaat-generaal de vordering gedaan, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak op basis van ongeloofwaardigheid van de waarnemingen van de verbalisant.

Het hof heeft de argumenten van de raadsman verworpen en oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, zoals vastgelegd in het proces-verbaal, voldoende bewijs opleverden voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verkeersveiligheid in gevaar is gebracht. De eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten zijn meegewogen in de strafmaat.

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren. De bijkomende straf van ontzegging zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003908-17
datum uitspraak: 13 april 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 96-196696-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
adres: [adres]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [gedetineerd] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 maart 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juli 2015 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig, een motorfiets, met een passagier, op voor openbaar verkeer openstaande wegen in de gemeente Amsterdam,
- op de rijbaan van de Vijzelstraat heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximale snelheid van 50 kilometer per uur,
- in de Regulierdwarsstraat, alwaar zich zowel op het trottoir als op de rijbaan uitgaanspubliek bevond, althans andere verkeersdeelnemers aanwezig aren, zonder snelheid te verminderen heeft gereden met een geschatte snelheid tussen de 70 en 80 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,
- op de rijbaan van het Rembrandtplein tussen het publiek heen en weer heeft geslingerd waarbij een of meer voetgangers opzij moesten springen en/of moesten uitwijken, en/of
- op de rijbaan van de Amstelstraat heeft gereden met een geschatte snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat iedere bij wijze van gedachtestreepjes ten laste gelegde gedraging op zichzelf gevaarzetting moet opleveren. Nu dit niet het geval is, omdat hoofdzakelijk sprake is van enkele snelheidsovertredingen, dient de verdachte te worden vrijgesproken. Bovendien acht de raadsman de waarnemingen van de verbalisant ongeloofwaardig, zodat uitgegaan dient te worden van de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij pas vanaf het Rembrandtplein op de scooter reed.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] . Hetgeen de verbalisant heeft opgetekend ten aanzien van de achtervolging door de Reguliersdwarsstraat is naar het oordeel van het hof, en anders dan de raadsman meent, niet onverenigbaar met de door de raadsman aangevoerde kenmerken van die straat en de omstandigheid dat zich daar mensen in de straat bevonden.
Uitgaande van dit proces-verbaal acht het hof de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij pas op het Rembrandtplein op zijn motor is gestapt, volkomen ongeloofwaardig. De door de verbalisant waargenomen gedragingen van de verdachte dienen in onderling verband en samenhang te worden beschouwd en zijn zonder meer voldoende om tot een bewezenverklaring te komen, waarbij met name in aanmerking wordt genomen dat er personen liepen in de straten waardoorheen de verdachte met verhoogde snelheid en ook slingerend heeft gereden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 juli 2015 te Amsterdam als bestuurder van een motorfiets, met een passagier, op voor openbaar verkeer openstaande wegen in de gemeente Amsterdam,
- op de rijbaan van de Vijzelstraat heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,
- in de Regulierdwarsstraat, alwaar zich zowel op het trottoir als op de rijbaan uitgaanspubliek bevond, zonder snelheid te verminderen heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,
- op de rijbaan van het Rembrandtplein tussen het publiek heen en weer heeft geslingerd waarbij voetgangers opzij moesten springen,
- op de rijbaan van de Amstelstraat heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de beperkte draagkracht van de verdachte en de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag. Hij heeft als bestuurder van een motorrijtuig met een aanzienlijk hogere snelheid dan geboden gereden in de binnenstad van Amsterdam waar op dat tijdstip veel uitgaanspubliek aanwezig was, en is zonder snelheid te verminderen tussen dit publiek heen en weer geslingerd waardoor voetgangers opzij moesten springen. De verdachte heeft door aldus te handelen de verkeersveiligheid, waaronder de veiligheid van voetgangers, in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 maart 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994, hetgeen in zijn nadeel weegt.
In de ernst van het bewezenverklaarde en in de eerdere veroordelingen ter zake van de Wegenverkeerswet 1994 ziet het hof, mede in aanmerking nemend de beperkte draagkracht van de verdachte, aanleiding om de onderhavige overtreding te bestraffen met een onvoorwaardelijke taakstraf. Het hof acht daarnaast oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend teneinde de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een dergelijk verkeersdelict te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 april 2018.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]