ECLI:NL:GHAMS:2018:1684

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
23-004567-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol op 5 mei 2016 te Haarlem. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte als bestuurder van een personenauto een alcoholgehalte van 685 microgram per liter uitgeademde lucht had, wat aanzienlijk boven de toegestane norm ligt. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van €750,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 mei 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de argumenten van de raadsman van de verdachte overwogen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte, door onder invloed van alcohol te rijden, niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook die van andere weggebruikers in gevaar heeft gebracht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft besloten de straffen gelijk te houden aan die van de politierechter.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van €750,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Het arrest is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. A.M. Ruige, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004567-17
datum uitspraak: 29 mei 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-102377-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 5 mei 2016 te Haarlem, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 685 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 mei 2016 te Haarlem als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 685 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van €750, subsidiair 15 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 Wegenverkeerswet 1994.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol een personenauto bestuurd. Met zijn gedrag heeft de verdachte zijn eigen veiligheid, maar bovenal die van andere weggebruikers in gevaar gebracht. De verdachte heeft met zijn abnormale rijgedrag (slingerend rijden, hard rijden en door rood rijden) de aandacht van de politie getrokken. Alcohol in het verkeer leidt jaarlijks tot vele ongelukken, ook met fatale afloop.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte verzocht de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk en de geldboete in termijnen op te leggen. Dit in verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eruit bestaan dat hij zijn auto dringend nodig heeft voor zijn werkzaamheden in de horeca en als koerier.
Voor feiten als het onderhavige plegen straffen te worden opgelegd conform hetgeen door de politierechter is bepaald. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht, geen aanleiding hiervan af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden hoogte dan wel duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2018.
mr. A.M. Ruige is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]