ECLI:NL:GHAMS:2018:1670

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
23-003346-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging van een verkeersregelaar in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van bedreiging van een verkeersregelaar op 24 mei 2016 in Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de verkeersregelaar dreigend had toegesproken met de woorden: 'Aan de kant of ik rijd je dood.' Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 maart 2018 heeft het hof de verklaringen van de aangever en getuige gehoord, maar deze bleken aanzienlijk van elkaar te verschillen. Gezien de stellige ontkenning van de verdachte en het gebrek aan bewijs, concludeerde het hof dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreiging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was toegewezen, niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. Het hof bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003346-17
Datum uitspraak: 13 april 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-234242-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] (verkeersregelaar) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Aan de kant of ik rijd je dood.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verklaringen van de aangever en de getuige [slachtoffer] over het moment en de wijze waarop de verdachte de bedreigende uitlatingen zou hebben gedaan dusdanig uiteenlopen dat, mede gezien de stellige ontkenning door de verdachte, niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde bedreiging.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking onder parketnummer 13-234242-16.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 april 2018.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]