ECLI:NL:GHAMS:2018:1669

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
23-001110-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere diefstallen van goederen op Schiphol met betrekking tot de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor meerdere diefstallen op Schiphol, waaronder de diefstal van sigaretten, een horloge en levensmiddelen. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van winkelgoederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 maart 2018 heeft de raadsman van de verdachte verweren aangevoerd, waaronder de geldigheid van de dagvaarding en de herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de herkenning door de verbalisanten betrouwbaar was, mede gebaseerd op de verklaringen van de verdachte zelf. Het hof achtte de diefstal van de goederen wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, welke het hof in hoger beroep bevestigde, gezien de ernst van de feiten en de geraffineerde wijze waarop de diefstallen waren gepleegd. Het hof oordeelde dat de verdachte met zijn handelen geen respect had getoond voor het eigendomsrecht van anderen en dat de schade voor de betrokken winkels aanzienlijk was. De op te leggen straf was gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001110-17
datum uitspraak: 13 april 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-820116-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het onvoldoende duidelijk is op welk horloge de tenlastelegging van feit 2 primair betrekking heeft, omdat er in het proces-verbaal wordt gesproken over twee horloges die weggenomen zouden zijn door de verdachte.
Voor zover de raadsman bedoeld heeft een beroep te doen op de nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 2 primair, wordt dit verweer verworpen. Het hof is van oordeel dat gelet op de inhoud van het dossier en de omschrijving van het subsidiair tenlastegelegde voldoende duidelijk is waarvan de verdachte wordt beschuldigd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 23 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid winkelgoederen (te weten een Snicker, Red Bull en Donuts), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2 primair:
hij op of omstreeks 02 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 02 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, voornoemd horloge uit het schap gepakt en/of (vervolgens) de beveiligingsstrip van de verpakking gehaald en/of (vervolgens) het horloge in zijn jas gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op een of meer tijdstip(pen) in/of omstreeks de periode van 08 januari 2017 tot en met 06 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal vanwege proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging feit 2

De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat de voltooide diefstal van het horloge niet kan worden bewezen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
De verdachte heeft de verpakking met daarin het horloge uit het schap gepakt, de beveiligingsstrip van de verpakking afgehaald, het horloge met verpakking in zijn jas gestopt, om zich heen gekeken en is vervolgens naar een schap gelopen waar hij diverse producten zorgvuldig bekeek en aan beveiligingsdraadjes daarvan trok terwijl hij het winkelpersoneel in de gaten hield. Kort hierna is hij naar de uitgang gelopen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen heeft de verdachte het horloge aldus met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken en daarover als heer en meester beschikt. Daarmee was de diefstal voltooid.

Bewijsoverweging feit 3

Het hof verstaat het uiterst moeilijk te doorgronden verweer van de raadsman aldus dat hij heeft willen betogen dat er geen objectieve feiten en omstandigheden zijn waarop de verbalisanten hun herkenningen van de verdachte hebben kunnen baseren. Ook begrijpt het hof zijn verweer aldus dat de verklaringen van getuigen dienen te worden uitgesloten, omdat de verdediging hen niet heeft kunnen horen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
Door [naam] is aangifte gedaan van de diefstal van sloffen sigaretten op 8 januari 2017, 18 januari 2017 en 6 februari 2017. De camerabeelden van deze incidenten zijn afzonderlijk door een of meer verbalisanten bekeken. Bij de beschrijving van de camerabeelden van ieder incident heeft de betreffende verbalisant tevens geverbaliseerd dat hij de verdachte op die beelden herkent van een enkele dagen ervoor door die verbalisant afgenomen verhoor en dat hij waarneemt dat de verdachte sloffen sigaretten/goederen in zijn tas stopt (politiedossier pp. 29, 52 en 63). Voor zover de raadsman heeft willen stellen dat de herkenning van de verdachte door de verbalisanten is gebaseerd op eerdere beelden van de verdachte die zich niet in het dossier bevinden, mist het verweer dus feitelijke grondslag.
Het hof ziet in hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen door de verbalisanten van de verdachte als de dader. Daarbij komt nog het volgende. In het politieverhoor van 2 maart 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij te zien is op een snapshot van het incident van 8 januari 2018 (p. 82), op een snapshot van het incident op 18 januari 2017 (p. 85) en op een snapshot van het incident op 6 februari 2017 (p. 89). Bovendien heeft de verdachte in hetzelfde politieverhoor uiteindelijk bekend dat hij op genoemde data sigaretten heeft gestolen (p. 87-89). Dat deze verklaringen van de verdachte op een wijze tot stand zijn gekomen die hen onbetrouwbaar maken, is niet aannemelijk geworden.
Voor zover de raadsman heeft gesteld dat op grond van artikel 6 EVRM de verklaringen van de verbalisanten ofwel die van de aangever over zijn herkenning van de verdachte op de beelden moeten worden uitgesloten, faalt dit reeds omdat de verdediging niet om het horen van de verbalisanten of de aangever heeft verzocht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 23 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid winkelgoederen (te weten een Snickers, Red Bull en donuts), toebehorende aan [bedrijf 1];
2 primair:
hij op 2 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, toebehorende aan [bedrijf 2];
3:
hij in de periode van 8 januari 2017 tot en met 6 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sigaretten, toebehorende aan [bedrijf 3];
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 en 3 (waar het het incident van 8 januari 2017 betreft) ten laste gelegde ontslag van alle rechtsvervolging bepleit omdat er sprake was van vrijwillige terugtred.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt dienaangaande als volgt.
Zoals hiervoor overwogen, is het hof van oordeel dat de diefstal van het horloge voltooid was, in ieder geval op het moment dat de verdachte bij de uitgang aankwam. Vanaf dat moment is vrijwillige terugtred rechtens niet meer mogelijk. Dat de verdachte na dat moment het horloge in de winkel heeft achtergelaten, is derhalve rechtens niet relevant.
Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het incident op 8 januari 2017. De verdachte heeft op die datum weliswaar (een deel van) de door hem eerder weggenomen sloffen sigaretten terug in het schap gelegd, maar hij heeft dit gedaan nadat de diefstal reeds voltooid was: immers was de verdachte reeds met de sloffen sigaretten in zijn tas zonder te betalen de winkel uitgelopen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde levert op:
telkens: diefstal.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft herhaaldelijk diefstallen gepleegd op Schiphol en is daarbij uiterst geraffineerd te werk gegaan. Kennelijk door middel van ongebruikte vliegtickets heeft de verdachte zich op verschillende data toegang tot de airside van het vliegveld verschaft, alwaar de [bedrijf 3] is gevestigd. In deze winkel heeft hij in een korte tijdspanne diverse malen sloffen sigaretten, met een aanzienlijke totale inkoopwaarde gestolen. Tevens heeft hij op Schiphol een horloge en levensmiddelen gestolen. Met zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander en heeft hij de betrokken winkels schade berokkend.
De geraffineerde wijze waarop de diefstal is uitgevoerd en de hoge waarde van de buitgemaakte goederen brengen het hof tot het oordeel dat alleen kan worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 april 2018.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]