ECLI:NL:GHAMS:2018:1648

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
23-001584-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting in vereniging van een minderjarige met misbruik van een kwetsbare positie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van verkrachting in vereniging en ontucht met een minderjarige, geboren in 2000. De feiten vonden plaats op 28 en 29 augustus 2015 in Amsterdam en Spaarnwoude. De verdachte en zijn medeverdachten zouden de minderjarige hebben gedwongen tot seksuele handelingen door middel van bedreiging en misbruik van haar kwetsbare positie. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor een deel van de tenlastelegging, maar dat de verdachte wel schuldig was aan de bewezenverklaarde feiten. De verklaringen van het slachtoffer werden als betrouwbaar beschouwd, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de dwang die op 28 augustus 2015 zou zijn uitgeoefend. De verdachte werd veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie en een PIJ-maatregel, waarbij de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte in overweging werden genomen. De benadeelde partij, het slachtoffer, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 5.239,44, bestaande uit immateriële en materiële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001584-17
datum uitspraak: 5 maart 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-665500-15 (hierna: zaak A) en 13-674419-14 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1997,
thans gedetineerd in JJI Lelystad Intermetzo te Lelystad.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep

Het hoger beroep is door het openbaar ministerie onbeperkt ingesteld. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de vrijspraak van het in de zaak B onder 1 ten laste gelegde. Op grond van voornoemde mededeling van de advocaat-generaal stelt het hof vast dat het openbaar ministerie kennelijk geen belang meer heeft bij de behandeling van dit feit in hoger beroep. Het hof is van oordeel dat, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het ingestelde hoger beroep met betrekking tot het in de zaak B onder 1 ten laste gelegde.
Het hoger beroep is door de verdachte beperkt ingesteld en niet gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak B onder 1 ten laste gelegde. Dat feit is daarom niet aan het oordeel van het hof onderworpen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 augustus 2017 en 19 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging met betrekking tot zaak A, het onder 1 (primair) ten laste gelegde is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A:
1. primair:
hij op of omstreeks 28 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2000 en welke zich in een kwetsbare positie bevond) één- of meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (telkens) (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte en/of zijn mededader, die [slachtoffer] (telkens) gedwongen te dulden
- dat verdachte en/of zijn mededader, zijn/hun penis(sen) in de vagina van die [slachtoffer] duwde(n)/bracht(en),
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte en/of zijn mededader
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij zich moest uitkleden en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Hij gaat het met je doen. Ik heb je toch verteld van de foto's, als je wilt ga ik die sturen", althans woorden van gelijke strekking en/of dat het die foto's waren van die ene nacht en dat hij de foto's ook in de brievenbus zou gaan doen bij de moeder van die [slachtoffer] en dat het niet goed met die [slachtoffer] zou komen en/of
- aan de haren van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken;
- fysiek en/of geestelijk overwicht op die [slachtoffer] heeft/hebben gehad door het (aanzienlijke) leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer] , hem en/of zijn mededader en/of
- gebruik heeft/hebben gemaakt van de kwetsbare positie waarin die [slachtoffer] zich bevond, doordat:
- die [slachtoffer] verliefd was op verdachte en/of door hem onder druk werd gezet (om seks te hebben met verdachte en/of zijn mededader) en/of die [slachtoffer] door verdachte werd gesmeekt om naar hem en/of zijn vriend toe te komen en/of die [slachtoffer] onder invloed was van verdovende middelen en/of
door het (aldus) creëren en/of in stand laten/houden van een bedreigende en/of onveilige situatie voor die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen hem en/of zijn mededader (heeft gezegd/aangegeven dat zij geen seks (meer) wilde hebben en/of geen seksuele handelingen (meer) wilde verrichten met hem en/of zijn mededader,
terwijl voornoemde handeling(en) (telkens) plaatsvonden in een kamer (in een voor die [slachtoffer] onbekende woning) waarbij steeds verdachte en/of zijn mededader aanwezig was/waren en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 28 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, één- of meermalen, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader zijn/hun penis(sen) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht;
2 primair:
hij op of omstreeks 29 augustus 2015 te Amsterdam of in Spaarnwoude, gemeente Haarlemmerliede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of (telkens) door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2000 en welke zich in een kwetsbare positie bevond) één- of meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (telkens) (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer] (telkens) gedwongen te dulden
- dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn/hun penis duwde(n) en/of (vervolgens) zijn/hun penis(sen) in de mond van die [slachtoffer] duwde(n) en/of bracht(en), in elk geval dat die [slachtoffer] verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) moest pijpen en/of
- dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zijn/hun penis(sen) in de vagina van die [slachtoffer] duwde(n) en/of bracht(en)
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- ( door middel van whatsapp) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij naar hem, verdachte moest komen en/of dat als zij niet zou komen er wat met haar zou gebeuren en/of dat hij (naakt)foto's van die [slachtoffer] in de brievenbus van de moeder van die [slachtoffer] zou doen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze in een auto moest stappen en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen een of meermalen cocaïne te snuiven en/of een (halve blauwe) pil te slikken (waardoor die [slachtoffer] zich slecht begon te voelen) door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze wist wat er zou gebeuren als die [slachtoffer] dat niet zou doen,
terwijl voornoemde handeling(en) (telkens) plaatsvonden op de achterbank van een kleine (twee deurs) auto waarbij steeds verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) aanwezig was/waren en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 29 augustus 2015 te Amsterdam of in Spaarnwoude, gemeente Haarlemmerliede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, één- of meermalen, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn/hun penis(sen) geduwd en/of zijn/hun penis(sen) in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, in elk geval heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zich door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
- zijn/hun penis(sen) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2 meer subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 29 augustus 2015 te Amsterdam of in Spaarnwoude, gemeente Haarlemmerliede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, één- of meermalen, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn/hun penis(sen) geduwd en/of zijn/hun penis(sen) in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, in elk geval heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zich door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
- zijn/hun penis(sen) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
hebbende hij, verdachte, toen en daar aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die ander(en) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen verschaft tot het plegen van dat misdrijf/die misdrijven en/of zijnde hij, verdachte, die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die ander(en) toen en daar opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van dat misdrijf/die misdrijven, hetgeen hierin bestond dat hij, verdachte,
- tegen die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] heeft gezegd: "Er is een meisje die kan geneukt worden." of woorden van gelijke strekking en/of
- ( door middel van whatsapp) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij naar hem, verdachte moest komen en/of dat als zij niet zou komen er wat met haar zou gebeuren en/of dat hij (naakt)foto's van die [slachtoffer] in de brievenbus van de moeder van die [slachtoffer] zou doen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze in een auto moest stappen en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen een of meermalen cocaïne te snuiven en/of een (halve blauwe) pil te slikken (waardoor die [slachtoffer] zich slecht begon te voelen) door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze wist wat er zou gebeuren als die [slachtoffer] dat niet zou doen;
3:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2015 tot en met 29 augustus 2015 te Amsterdam en/of te Spaarnwoude, gemeente Haarlemmerliede, in elk geval in Nederland, opzettelijk door dwang en/of geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid het plegen van ontucht door [slachtoffer] , van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, met één of meer personen, in elk geval met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] heeft teweeggebracht en/of heeft bevorderd, immers heeft/is hij, verdachte,
- een of meermalen contact met die [slachtoffer] opgenomen en/of met haar afgesproken en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "Ik kom hier niet voor niets naar toe" en/of "Je weet wat er met [naam 1] is gebeurd, ik denk niet dat je hetzelfde wilt" en/of "Als ik wil kan ik je ook doodmaken. Ik heb een goede omgeving maar dat wil ik je niet aandoen. Maar als je me boos maakt, kan ik dat wel doen", althans woorden van gelijke strekking en/of
*(op of omstreeks 28 augustus 2015)
- met die [slachtoffer] naar een woning gegaan en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij zich moest uitkleden en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "Hij gaat het met je doen. Ik heb je toch verteld van de foto's, als je wilt ga ik die sturen", althans woorden van gelijke strekking en/of
- die [slachtoffer] voorgehouden wat er met [naam 1] was gebeurd (mishandeling) en/of
- aan de haren van die [slachtoffer] getrokken,
waarna die [medeverdachte 3] zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
* (op of omstreeks 29 augustus 2015)
- ( door middel van whatsapp) tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij naar hem, verdachte moest komen en/of dat als zij niet zou komen er wat met haar zou gebeuren en/of dat hij (naakt)foto's van haar openbaar zou maken en/of in de brievenbus van haar huis zou doen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze in een auto moest stappen en/of - die [slachtoffer] gedwongen een of meermalen cocaïne te snuiven en/of een (halve blauwe) pil te slikken door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze wist wat er zou gebeuren als die [slachtoffer] dat niet zou doen,
waarna die [slachtoffer] de penis van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in haar mond heeft genomen en/of die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft gepijpt en/of waarna die [slachtoffer] heeft toegelaten dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] hun penis(sen) in de vagina van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd/gebracht;
Zaak B:
2:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 5 maart 2014 in de gemeente Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens) meermalen, in elk geval eenmaal, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op grond van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging tot een beslissing komt.

Vrijspraak van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor de in zaak A onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting in vereniging. De verdachte heeft, op verzoek van de medeverdachte [medeverdachte 3] , [slachtoffer] ‘geregeld’ voor seks, onder meer door te dreigen met het verspreiden van foto’s. Niet blijkt dat [slachtoffer] vrijwillig seks heeft gehad met [medeverdachte 3] en de verdachte. Beiden zijn in het lichaam van [slachtoffer] tegen haar wil binnengedrongen, terwijl zij zich in een kleine ruimte bevond tegenover twee mannen. Zij baseert zich bij haar standpunt op de verklaringen van [slachtoffer] , de verdachte en [medeverdachte 3] en de berichten die zijn aangetroffen in de telefoon van [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het hem in zaak A onder 1 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Het enige bewijsmiddel dat in het dossier voorhanden is, is de verklaring van [slachtoffer] en die verklaring vindt geen of onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Oordeel van het hof
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 28 augustus 2015 seks heeft gehad met de verdachte en met [medeverdachte 3] , nadat de verdachte haar daartoe had gedwongen door onder meer te dreigen (naakt)foto’s te sturen. De verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 3] inderdaad seks met [slachtoffer] hebben gehad, maar dat dit niet tegen haar wil is geweest. Ten aanzien van de door [slachtoffer] genoemde dwang door de verdachte bevinden zich in het dossier foto’s van communicatie via WhatsApp die aan de verdachte en [slachtoffer] wordt toegeschreven. Nu van deze berichten niet kan worden vastgesteld op welke datum het contact heeft plaatsgevonden en nu er sprake is geweest van meerdere seksuele contacten waarbij [slachtoffer] , de verdachte en andere mannen betrokken waren, kunnen die berichten de verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot de dwang op 28 augustus 2015 onvoldoende bevestigen.
Het hof komt tot de conclusie dat in het dossier geen bewijsmiddel voorhanden is dat de verklaring van [slachtoffer] wat betreft de door feitelijkheden op haar uitgeoefende dwang in voldoende mate bevestigt om aan het bewijsminimum te voldoen. Deze conclusie houdt niet in dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn, maar enkel dat haar verklaringen aangaande de op haar uitgeoefende dwang door het dreigen met versturen van foto’s op die specifieke datum onvoldoende bevestiging vindt in de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden om tot een strafrechtelijke bewezenverklaring te kunnen komen. Niet bewezen is daarom dat [slachtoffer] is gedwongen door het dreigen met het versturen van foto’s.
Naast het dreigen met het versturen van foto’s zijn verschillende andere feitelijkheden ten laste gelegd. Niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] door die feitelijkheden is
gedwongentot het ondergaan van seksuele handelingen. Om die reden kan onbesproken blijven in hoeverre voor deze feitelijkheden voldoende bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring.
Gelet op het voorgaande is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak A onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

In hoger beroep gevoerd verweer ten aanzien van het ontuchtige karakter

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het hem in zaak B onder 2 en in zaak A onder 1 subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat het ontuchtige karakter ontbreekt, aangezien de seks vrijwillig was en de verdachte en [slachtoffer] slechts in geringe mate van leeftijd verschillen.
Oordeel van het hof
Relevante verklaringen
Uit de verklaringen van de verdachte blijkt het volgende. Voorafgaand aan het eerste seksuele contact tussen [slachtoffer] en de verdachte, wilde [slachtoffer] geen seks met de verdachte. De verdachte heeft haar echter overgehaald door, naar eigen zeggen, te smeken, te zeiken en te zeuren. Daarna wilde [slachtoffer] wel en hebben zij seksueel contact gehad. Ook uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij aanvankelijk geen seks wilde, maar dat de verdachte haar heeft overgehaald.
In zaak B onder 2 ten laste gelegde
In de eerste maanden van 2014 was [slachtoffer] veertien jaar oud. De verdachte is ruim twee jaar ouder dan [slachtoffer] . Dit is een verschil dat op die leeftijd niet als gering kan worden aangemerkt. Nu bovendien blijkt dat de verdachte haar, na haar aanvankelijke weigering, door smeken en zeuren uiteindelijk heeft overgehaald tot het hebben van seks, kan daaruit eveneens worden afgeleid dat er geen sprake was van een gelijkwaardige verhouding tussen [slachtoffer] en de verdachte. Gelet op het voorgaande hadden de in zaak B onder 2 ten laste gelegde seksuele handelingen tussen de verdachte en [slachtoffer] een ontuchtig karakter.
In zaak A onder 1 subsidiair ten laste gelegde
In zaak A onder 1 subsidiair is ten laste gelegd dat de verdachte samen met [medeverdachte 3] seksuele handelingen met [slachtoffer] heeft verricht op 28 augustus 2015. Ook daarvoor geldt dat sprake was van een leeftijdsverschil tussen [slachtoffer] en de verdachte en dat geen sprake was van een gelijkwaardige verhouding, maar van een situatie waarin de verdachte [slachtoffer] door smeken overhaalde tot seks. Bovendien was sprake van een nog veel groter leeftijdsverschil tussen [medeverdachte 3] en [slachtoffer] en was sprake van twee (oudere) mannen die achtereenvolgens met een destijds vijftienjarig meisje geslachtsgemeenschap hadden. Onder die omstandigheden was eveneens sprake van een ontuchtig karakter.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van het in zaak A onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde:
1. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2015195011 van 31 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 2 01-2 13.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2000, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Afgelopen 28 augustus ging [verdachte] (
het hof begrijpt hier en verder: de verdachte) me weer appen van ‘kom’. Hij had gezegd ‘kom naar Mercator’. Toen kwam hij daar met een vriend. We gingen naar zijn huis, die vriend liep met ons naar binnen. Het is op het Mercatorplein of daar achter
(het hof begrijpt: te Amsterdam).Vervolgens moest ik seks hebben met die jongen en met hem, allebei vaginaal.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 5 april 2017, zoals opgenomen in het door de voorzitter en de griffier opgemaakte en ondertekende proces-verbaal van die terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U houdt mij het in zaak A onder 1 ten laste gelegde voor. U houdt mij voor dat [medeverdachte 3]
(het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 3] )heeft verklaard dat hij seks met [slachtoffer] heeft gehad. Dat klopt, dat is in mijn huis gebeurd. Ik had [slachtoffer] geappt om te vragen of zij wilde komen en toen is zij gekomen. Ik heb haar gevraagd of ze wilde en toen vroeg ze wie die jongen was. Ik zei dat het een vriend van me was en vroeg “alsjeblieft, wil je komen”. Dat was via WhatsApp. U vraagt mij of ik haar heb gesmeekt of iets anders heb gezegd om haar over te halen. Ik denk dat ik wel iets slims heb bedacht om haar bij me te roepen. Om haar over te halen. Meestal smeekte ik haar “alsjeblieft, anders ga ik je niet meer spreken, bel ik je niet meer, vergeet ik je voor altijd”, zoiets. Ik moest hard smeken.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, ongenummerd, in onderzoek 13/ [naam 5] van 20 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , doorgenummerde pag. 5 72-5 86.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als vraag van voornoemde opsporingsambtenaren (V) en antwoord (A) van [medeverdachte 3] , zakelijk weergegeven:
V: Ken jij [verdachte] ? Hij heet [verdachte] ?
A: Ik weet het niet, als u mij een foto van hem laat zien.
V: Ja, gaan we doen.
Noot verbalisant: aan verdachte wordt een foto getoond met nummer PL1300:13:4066
A: Ja, die ken ik. Ik noem hem [naam 2] , dat betekent kleine.
V: Ben je wel eens bij hem thuis geweest?
A: Ja, 2-3 maanden geleden. Hij had een afspraak gemaakt met een meisje. We gingen naar boven, die kleine en ik en die vriendin van hem. Zij zaten op het bed. Ze begonnen te zoenen, zij en hij. Zij raakte hem bij zijn geslachtsdeel aan. De kleine zei tegen me: trek je broek uit, trek je broek uit. Zij ging de kleine pijpen. Ik heb mijn penis in haar vagina gestopt.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 en 3 ten laste gelegde:
1. Een proces-verbaal met nummer 2015195011-2 van 30 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (doorgenummerde pag. 1 01 tot 1 05).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[verdachte] vertelde dat hij foto’s had van mij. Ik denk dat het naaktfoto’s waren. Ik heb met [verdachte] afgesproken om 13.00 uur (
het hof begrijpt: op 29 augustus 2015). Ik zag dat hij 2 vrienden bij zich had. Ze waren in een kleine grijze auto met 2 deuren.
We zijn naar verschillende plekken gegaan. Uiteindelijk zijn we naar een park gereden. Ik weet de naam van het park niet maar het kan Spaarnwoude zijn. [verdachte] vroeg namelijk of ik het park herkende van de vorige keer, en over die keer had hij gezegd dat het Spaarnwoude was.
Ik heb ook vaginale seks met die twee jongens gehad. Niet met [verdachte] . Het gebeurde na het pijpen, toen we in het park waren.
2. Een proces-verbaal met nummer 2015195011 van 31 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 2 01 tot 2 13).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Zaterdag 29 augustus 2015 appte hij: “Om 13.00 uur zie ik je bij Mercator”. Ik zei: “Vandaag kan het niet, ik kan het huis niet uit”. Hij zei: “Hoe vaak moet ik het je nog zeggen, wat ik zeg dat gebeurt en anders gebeurt er iets met jou”. Anders zou hij die foto’s zogenaamd in de brievenbus gaan doen.
Hij zei dat het die foto’s waren van die ene nacht.
Ik ben toen toch het huis uit gegaan naar Mercatorplein in Amsterdam. Hij kwam toen weer met de auto met twee vrienden van hem. Hij stapte uit de auto. Hij zei tegen mij “Stap in de auto”. Ik vroeg waar we heen gingen en hij zei dat ik dat vanzelf wel zou zien. Toen stapte ik in de auto. Toen gingen we naar het park rijden. Toen gingen we ergens stoppen op een plek waar wel wat auto’s achterlangs kwamen, maar er zat riet voor enzo dus het was wel een beetje ongezien.
[verdachte] en één van die andere jongens gingen de auto uitstappen en toen kwam [verdachte] terug en
hadden ze poeder en dat gingen ze opsnuiven. Hij keek me aan en ik zei “Nee ik wil dat niet”. Hij keek boos dus vervolgens heb ik het toch gedaan. Die ene jongen die aan het stuur was, gaf me een halve blauwe pil. Ik ging een beetje dwingen van ‘nee, nee’, omdat ik het niet wilde. Toen ging hij [verdachte] roepen en zei [verdachte] tegen hem, ze wil het niet. Vervolgens zei hij in mijn oor “Doe niet moeilijk want dan weet je wat er gaat gebeuren”. Toen ging ik die pil innemen. Daarna werd ik slecht, ik was buitengesloten. Ik hoorde ze wel maar ik luisterde niet echt naar ze. Ik was een beetje moe. Die jongen die achter het stuur zat kwam toen achterin bij mij zitten. [verdachte] en die andere jongen zaten voor. Hij ging zijn T-shirt uitkleden en begon hij hier aan me te zitten (wijst naar schouder/borst).
Toen wilde die jongen mijn T-shirt uitdoen, ik zei nee en toen keek [verdachte] me boos aan. Eerst moest ik hem pijpen en vervolgens moest ik seks met hem hebben.
Toen was hij klaar en ging hij de auto uitstappen. Hij zei tegen mij: “Lig maar”, want ik voelde me niet goed. Toen kwam die andere jongen naast me zitten en moest ik precies hetzelfde met hem doen: pijpen en seks met hem hebben.
Toen hebben ze me afgezet op Mercatorplein.
Hij had mij ook een spraakbericht gestuurd met “kankervieze slet, ik zei dat je om één uur hier
moest zijn”.
Toen hij zei over die foto’s werd ik bang.
3. Een proces-verbaal met nummer 2015195011 van 22 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (doorgenummerde pag. 2 15 tot 2 19).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[verdachte] belde dat ik moest komen
(het hof begrijpt: op zaterdag 29 augustus 2015). Hij zei me: ‘kom maar hier’. Dat is het Mercatorplein. Daar kwam [verdachte] met een auto met twee mannen. We zijn een keer een snelweg opgegaan en toen gingen we een park in. Daar gingen ze parkeren. Toen kwam de bestuurder bij me achterin zitten. De bestuurder ging aan me zitten. De bestuurder wilde me uitkleden, maar ik zei: nee. Ik schoof weg en toen kwam hij weer dichterbij en [verdachte] zei me dat ik moest en toen heb ik mezelf uitgekleed. Die bestuurder ging toen op me liggen.
4. Een proces-verbaal met nummer 2015195011 van 5 november 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pag. 5 123 tot 5 131).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
A: [medeverdachte 1] en ik waren samen in een kleine wagen met twee deuren op het Mercatorplein. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] geroepen om daar te praten. We hebben op het Mercatorplein met [verdachte] gesproken. [verdachte] was daar lopend en alleen. Hij heeft gezegd dat daar een meisje was. Hij zei dat het meisje bereid was om te geven.
V: Ik zal je nog een keer een foto laten zien.
A: Ja, dat is hem, dat is de jongen die mij heeft geroepen op de dag van de seks. Het kan dat het 29 augustus was.
[verdachte] had gezegd “Er is een meisje die kan geneukt worden.” [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt hier en verder: de verdachte) en ik waren samen in een kleine auto met twee deuren. [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 1] “Er is een Turks meisje.” We hebben op het Mercatorplein met hem gesproken. Hij heeft gezegd dat daar een meisje was. Hij zei dat dat meisje bereid was om te geven.
V: Waar zat jij in de auto?
A: Ik zat voorin de auto naast [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] stuurde de auto.
A: Ik hoorde dat [verdachte] heeft het meisje gebeld, in de auto. [verdachte] spreekt met dat meisje in het Turks. Dat gesprek ging over of we elkaar zullen ontmoeten.
A: [verdachte] heeft gezegd: Als je niet komt. dan zal ik de fotos naar je moeder sturen.”
A: Dat meisje werd gebeld en haar werd gezegd: “We willen jou neuken.” [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 1] , voordat hij gebeld heeft: “Er zal een meisje aankomen. Kijk, dat meisje zal komen voor seks.”
A: [verdachte] zegt “We zullen dit meisje meenemen. We zullen dichtbij het water gaan en we zullen het doen. We zullen seks hebben.” Ik wist dat er een meisje zou komen om seks mee te hebben. [medeverdachte 1] zou seks met haar hebben en [verdachte] ook. [verdachte] is de verkoper van dit meisje. Dat meisje wordt constant onder druk gezet om seks te hebben. [verdachte] heeft in onze aanwezigheid het meisje onder druk gezet. [verdachte] zei: “Je moet met deze jongen seks hebben anders stuur ik de foto’s naar je moeder.”
Hij heeft haar met de foto’s bedreigd. Het is niet verkopen maar iets wat daar op lijkt. Het was een beetje onder druk zetten. [medeverdachte 1] heeft cocaïne gegeven aan [verdachte] in ruil voor de seks.
A: [medeverdachte 1] zat achter het stuur, ik zat achterin en [verdachte] zat naast de bestuurder. Ik zat achter [medeverdachte 1] en het meisje zat naast mij.
Dat meisje heeft ook verdovende middelen gebruikt. [medeverdachte 1] heeft iets voorbereid voor haar en [verdachte] heeft gezegd tegen [slachtoffer] : Of je gaat dit opsnuiven of ik laat de foto’s aan je moeder zien.” Het meisje was niet blij.
A: [medeverdachte 1] heeft cokedingetjes voorbereid. Hij heeft twee lijntjes gemaakt. Een voor zichzelf en eentje voor [verdachte] . [verdachte] zei tegen [medeverdachte 1] : “Maak er ook eentje voor het meisje die moet ook snuiven." Dat is het eerste dat er gebeurde toen we bij het water aankwamen. Ze deden dit door het met een opgerold bankbiljet op te snuiven. Het meisje heeft zelf niet gevraagd om cocaïne. [verdachte] heeft haar gedwongen om te gebruiken. Het meisje zei: “Nee. ik wil dit niet snuiven.” [verdachte] zei: “Je moet snuiven anders stuur ik de foto’s naar je moeder.”
Ik heb seks gehad met dit meisje. Ik heb haar geneukt. Ze heeft mij gepijpt. Ik ben drie keer met mijn penis binnen gegaan. Op de achterbank heb ik seks met haar gehad. Tijdens het neuken heeft [medeverdachte 1] haar extacy gegeven. Een halve pil. Dat heeft hij me verteld.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2015195011 van 13 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pag. 3 4 – 3 11.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 29 augustus 2015 werd de mobiele telefoon van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, in beslag genomen. Uit het onderzoek naar de inhoud kwam onder andere naar voren dat er WhatsApp berichten in de vorm van foto’s waren opgeslagen. Een deel van deze berichten was afkomstig van een persoon die in de telefoon stond opgeslagen onder de naam Xx en die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] , op naam van [naam 3] , [adres] . Op dit adres is tevens ingeschreven de zoon van [naam 3] , [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1997. Gezien de verklaring van [slachtoffer] en de inhoud van de WhatsApp-berichten is [verdachte] vermoedelijk de gebruiker van voornoemd telefoonnummer. Omdat er van de gesprekken een screenshot is gemaakt, is daarvan niet te achterhalen op welke datum ze zijn gevoerd. De berichten zijn in de volgorde weergegeven zoals ze in de telefoon van [slachtoffer] zijn aangetroffen.
Vanaf het nummer toegeschreven aan [verdachte] : Je moet mij niet zeggen ‘als ik naar buiten kan’. Ik neuk je in de kut, speel je met mij een spelletje. Wat heb je gisteren tegen mij gezegd. nu heb ik je, je zult zien waar ik je foto’s achter ga laten. Ik gooi je foto’s in je post. Ik meen het echt, dan doe ik al je foto’s op de post.
6. Een proces-verbaal onderzoek telefoon met nummer 2015195011 van 5 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 3 32 – 3 34.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De inhoud van de telefoon van verdachte [verdachte] is veiliggesteld en door mij bekeken. Ik zag dat in de contactenlijst de naam “ [slachtoffer] ” was opgeslagen. Het opgeslagen nummer herkende ik als het bij de politie bekende nummer van [slachtoffer] . Verder trof ik de naam “ [medeverdachte 1] ” aan in zijn contactenlijst. [medeverdachte 1] is de bijnaam van verdachte [medeverdachte 1] (
noot hof: die inmiddels [naam 4] heet). Ik trof een WhatsApp gesprek aan tussen verdachte en [medeverdachte 1] . In het gesprek van 29 augustus 2015 vond het volgende gesprek plaats tussen [verdachte] (O) en [medeverdachte 1] (M):
M: Ok. Gaat het lukken?
O: Ja hoor. Veel gaat lukken. We gaan centjes met haar verdienen.
M: Met ze… gaan we de Turkse neuken?
O: Ja hoor. 1 uur.
7. Een proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Amsterdam van 5 april 2017 in de zaak van [verdachte] (parketnummer 13/665500-15).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte:
U vraagt mij naar het in zaak A onder 2 ten laste gelegde. We mochten van [medeverdachte 1] cocaïne gebruiken. Die vrienden van me hebben mij gebruikt om [slachtoffer] te regelen. Ik had haar geregeld met bedreigingen, door die foto’s en toen kwam ze mee. U vraagt mij of ik denk dat ik het voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (
het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 2]) gemakkelijk heb gemaakt seks met [slachtoffer] te hebben. Dat denk ik wel.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde:
1. Een proces-verbaal met nummer 2015195011 van 31 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 2 01 tot 2 13).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben op vakantie geweest van 7 juli tot 10 augustus
(het hof begrijpt: 2015). Na mijn vakantie belde hij mij. Ik was de 10e terug van vakantie, ik denk dat het 13 of 14 was dat [verdachte] belde. Hij wou afspreken en zei dat wanneer ik kon, ik het maar even moest zeggen. Op een dag zei ik ‘ik kan wel’. Ik heb met hem afgesproken. Op app zei ik tegen hem ‘ik wou alleen praten’. Toen zei hij ‘ik kom hier niet voor niets naartoe’. Hij zei ‘je weet wat er met [naam 1] is gebeurd, ik denk niet dat je hetzelfde wilt’. Hij zei ‘als je wilt kan ik je ook doodmaken, ik heb een goede omgeving, maar dat wil ik je niet aandoen. Maar als je me boos maakt, kan ik dat wel doen’.
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde:
1. Een proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 10 maart 2016 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, niet doorgenummerd.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb [verdachte] rond 2013 ontmoet. De seksuele handelingen begonnen niet direct na onze ontmoeting. Dat zal ofwel in 2013, of begin 2014 voor het eerst zijn gebeurd. Ik was veertien geloof ik. Hij dwong mij wel steeds. Ik was verliefd op hem, maar zei eerst wel steeds nee tegen hem. Nadat hij bleef aandringen, ben ik door zijn gezeur op een gegeven moment wel vrijwillig met hem naar bed gegaan, in die zin dat hij met zijn penis bij mij naar binnen is geweest.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL135D-2014055489-11 van 22 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , doorgenummerde pag. 2-11.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik kwam [verdachte] buiten tegen op het Surinameplein
(het hof begrijpt: te Amsterdam). Daarna heb ik contact met hem onderhouden via Facebook. Sinds een jaar maken wij pas echte afspraakjes. Wij hebben seks gehad. Ik wilde eigenlijk niet, maar hij was een beetje dwingerig en ik heb toen seks met hem gehad in zijn huis. Hij wilde dat. Ik wilde eerst niet, maar hij heeft mij overgehaald om toch seks te hebben omdat wij allebei jong waren. Daarna heb ik nog een paar keer seks met [verdachte] gehad. Zijn huis is in de Bos en Lommerbuurt
(het hof begrijpt: te Amsterdam).
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 5 april 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik had voor 5 maart 2014 al vaker seks met [slachtoffer] gehad. De eerste keer dat ik haar tegenkwam, heb ik haar gevraagd hoe oud zij was. Zij was toen 12, ik was 14. U vraagt mij of ik nog weet wanneer ik voor het eerst seks met haar heb gehad. De datum weet ik niet meer, maar ongeveer toen ik 16 was. U houdt mij voor dat [slachtoffer] dan ongeveer 14 zou zijn geweest. Zoiets, ja. Ik heb haar gevraagd of ik haar mocht neuken.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 19 februari 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Toen ik 16 en [slachtoffer] 14 was hadden we seks. Ik vroeg of het mocht. Het klopt dat [slachtoffer] eerst nee zei. Ik heb haar gesmeekt. Ik heb gezeikt en gezeurd, van ‘alsjeblieft, kan dat’. Ik dacht, als ik nog even ga smeken wil ze misschien wel.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en in de zaak B onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1. subsidiair:
hij op 28 augustus 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging een ander, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers hebben verdachte en zijn mededader hun penissen in de vagina van die [slachtoffer] gebracht.
2 primair:
hij op 29 augustus 2015 te Amsterdam en in Spaarnwoude, tezamen en in vereniging met anderen, door feitelijkheden en door bedreiging met een feitelijkheid [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000 en welke zich in een kwetsbare positie bevond, meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer] telkens gedwongen te dulden
  • dat die [slachtoffer] zijn mededaders moest pijpen en
  • dat zijn mededaders hun penissen in de vagina van die [slachtoffer] brachten
en bestaande die feitelijkheden en die bedreiging met die feitelijkheid hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s)-
door middel van whatsapp tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij naar hem, verdachte moest komen en dat als zij niet zou komen er wat met haar zou gebeuren en dat hij (naakt)foto's van die [slachtoffer] in de brievenbus van de moeder van die [slachtoffer] zou doen en
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze in een auto moest stappen en
  • die [slachtoffer] heeft gedwongen cocaïne te snuiven en een halve blauwe pil te slikken, waardoor die [slachtoffer] zich slecht begon te voelen, door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze wist wat er zou gebeuren als die [slachtoffer] dat niet zou doen,
terwijl voornoemde handelingen plaatsvonden op de achterbank van een kleine tweedeurs auto waarbij steeds verdachte en/of zijn mededaders aanwezig waren en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie hebben doen ontstaan;
3:
in de periode van 10 augustus 2015 tot en met 29 augustus 2015 te Amsterdam en in Nederland opzettelijk door dreiging met een andere feitelijkheid het plegen van ontucht door [slachtoffer] , van wie hij wist dat die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft teweeggebracht, immers heeft/is hij, verdachte
  • contact met die [slachtoffer] opgenomen en met haar afgesproken en
  • tegen die [slachtoffer] gezegd: “Ik kom hier niet voor niets naar toe” en “Je weet wat er met [naam 1] is gebeurd, ik denk niet dat je hetzelfde wilt” en “Als ik wil kan ik je ook doodmaken. Ik heb een goede omgeving maar dat wil ik je niet aandoen. Maar als je me boos maakt, kan ik dat wel doen” en
op 28 augustus 2015
- met die [slachtoffer] naar een woning gegaan, waarna die [medeverdachte 3] zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en
op 29 augustus 2015
  • door middel van WhatsApp tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij naar hem, verdachte moest komen en dat als zij niet zou komen er wat met haar zou gebeuren en dat hij foto’s van haar openbaar zou maken en/of in de brievenbus van haar huis zou doen en
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze in een auto moest stappen en
  • die [slachtoffer] gedwongen cocaïne te snuiven en een pil te slikken door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze wist wat er zou gebeuren als die [slachtoffer] dat niet zou doen,
waarna die [slachtoffer] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gepijpt en waarna die [slachtoffer] heeft toegelaten dat die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hun penis in de vagina van die [slachtoffer] hebben gebracht.
Zaak B:
2:
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 5 maart 2014 in de gemeente Amsterdam met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte telkens zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht.
Hetgeen in de zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en in de zaak B onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en in de zaak B onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op, als voortgezette handeling van het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 2 primair bewezen verklaarde levert op, als voortgezette handeling van het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde:
verkrachting, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon beneden de leeftijd van 18 jaar bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt.
Het in de zaak A onder 3 bewezen verklaarde levert op:
door dreiging met een andere feitelijkheid, het plegen van ontucht door een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, met een derde opzettelijk bevorderen, meermalen gepleegd.
Het in de zaak B onder 2 bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

Strafbaarheid van de verdachte

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien sprake was van psychische overmacht. De medeverdachten [medeverdachte 3] en [naam 4] zijn een stuk ouder dan de verdachte. Aannemelijk is dat de verdachte onder dwang stond van deze jongens. De verdachte heeft verklaard dat het idee om te dreigen met foto’s van [naam 4] kwam, en dat [naam 4] maar bleef zeuren. Ook komt [naam 4] intimiderend en bedreigend over in de WhatsApp gesprekken. De psychische drang kwam van buiten en gelet op de rapporten, waaruit de psychische problematiek van de verdachte blijkt, had de verdachte daar geen weerstand tegen kunnen bieden en ook niet hoeven bieden.
Oordeel van het hof
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden.
In de onderhavige zaak zijn diverse contra-indicaties dat de verdachte heeft gehandeld vanwege een van buiten komende drang. Zo heeft de verdachte bij de rechtbank verklaard: ‘U vraagt mij waarom ik moest glimlachen toen de officier van justitie mij voorhield dat ik zou hebben gezegd “Er is een meisje dat geneukt kan worden”. Ik werd er blij van dat ik met vrienden iets leuks kon doen met [slachtoffer] .’
Daarnaast bevindt zich een WhatsApp gesprek in het dossier tussen de verdachte en [naam 4] , waarbij [naam 4] vraagt ‘Gaat het lukken?’, en de verdachte antwoordt ‘Ja hoor. Veel gaat lukken. We gaan centjes met haar verdienen.’ Als [naam 4] daarop vraagt: ‘Met ze… gaan we de Turkse neuken?’ antwoordt de verdachte: ‘Ja hoor. 1 uur.’
Uit die omstandigheden blijkt dat de verdachte handelde vanuit zijn eigen wens om samen met [naam 4] seksuele handelingen met [slachtoffer] te verrichten. Ook anderszins is niet gebleken dat [naam 4] druk op de verdachte uitoefende.
Met betrekking tot [medeverdachte 3] heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [medeverdachte 3] een heel aardige jongen was, en dat hij probleemloos tegen [medeverdachte 3] had kunnen zeggen dat de seks met [slachtoffer] niet doorging. Dat de verdachte een grote druk heeft ervaren door toedoen van [medeverdachte 3] , is daarom evenmin aannemelijk geworden.
Alles afwegende wordt het beroep op psychische overmacht verworpen omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Ook anderszins is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en in de zaak B onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

Oordeel van de rechtbank en standpunten van partijen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte, voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde en in zaak B onder 2 bewezen verklaarde, veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie en een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: een PIJ-maatregel).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte geen (onvoorwaardelijke) PIJ-maatregel wordt opgelegd. Niet gebleken is dat de verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis, die ruim een jaar heeft geduurd, een zedendelict heeft gepleegd. Daaruit volgt dat geen sprake is van gevaar voor de veiligheid van personen en dat niet is voldaan aan de vereisten voor oplegging van de PIJ-maatregel, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met en verkrachting in vereniging van een meisje van destijds veertien respectievelijk vijftien jaar oud. De verdachte was op dat moment zelf zestien respectievelijk zeventien jaar oud. De verdachte heeft het slachtoffer onder druk gezet en haar (in het geval van de bewezen verklaarde verkrachting in vereniging) gedwongen tot seks met zijn medeverdachten. De listige wijze waarop de verdachte het slachtoffer, van wie hij wist dat zij affectieve gevoelens voor hem had, heeft gemanipuleerd en gedwongen tot het bewezen verklaarde – onder meer door haar te bedreigen met het openbaar maken van compromitterende foto’s – is zeer verwerpelijk. De verdachte heeft het slachtoffer bewogen haar grenzen te overschrijden en heeft zich niets gelegen laten liggen aan haar wil, haar lichamelijke integriteit en haar geestelijk welzijn. De verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen behoeften en die van zijn medeverdachten. Uit het dossier en de verklaringen van de verdachte zelf rijst het beeld op van een – onder meer – op seksueel gebied ernstig ontspoorde jongeman die zichzelf op geen enkele manier in de hand weet te houden en verslavingsgevoelig is. Dat is niet alleen schadelijk en bedreigend voor de verdachte zelf, maar ook voor de maatschappij in het algemeen en voor het slachtoffer in het bijzonder. Het slachtoffer ondervindt – zoals onder meer blijkt uit haar slachtofferverklaring – nog altijd de zeer ernstige psychische gevolgen van het bewezen verklaarde.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 februari 2018 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Hieruit blijkt echter ook dat de verdachte eerder wegens een zedendelict met de politie in aanraking is gekomen en dat die zaak voorwaardelijk is geseponeerd, waarbij de verdachte een mondelinge waarschuwing heeft gekregen.
Het hof heeft kennis genomen van:
  • de rapporten van [deskundige] , kinder- en jeugdpsychiater, van 14 maart 2016, 30 maart 2017 en 13 november 2017,
  • de rapporten van [deskundige 1] , psycholoog, van 10 maart 2016 en 3 april 2017,
  • de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 10 juni 2016, 3 april 2017 en 16 februari 2018,
  • het briefrapport van de William Schrikker Stichting (WSS) van 22 maart 2017 en
  • de perspectiefplannen van de verdachte, opgesteld door de Justitiële Jeugdinrichting (JJI), van 4 april 2017, 21 juli 2017 en 5 januari 2018
  • de adviezen, gegeven door genoemde deskundigen, de Raad en WSS ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof neemt de adviezen van de deskundigen [deskundige] en [deskundige 1] omtrent de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en beschouwt de verdachte daarom als verminderd toerekeningsvatbaar.
Uit deze adviezen (de meest recente zijn minder dan een jaar geleden uitgebracht en dus nog toepasbaar gezien artikel 77s, tweede lid, Wetboek van Strafrecht) volgt het bestaan van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de verdachte in de vorm van een psychotische stoornis, een ernstige stoornis in cannabisgebruik en een seksverslaving. Van deze psychische problematiek was sprake ten tijde van het ten tenlastegelegde. De deskundigen, dat wil zeggen zowel de psycholoog en de psychiater als de Raad en de WSS, zijn unaniem in hun advies om aan de verdachte de PIJ-maatregel onvoorwaardelijk op te leggen.
Op basis van genoemde rapporten en adviezen staat vast dat de PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Zijn seksuele en verslavingsproblematiek behoeft intensieve behandeling, die volgens de deskundigen niet ambulant of anders dan in een gedwongen kader tot succes kan leiden, nu de verdachte niet in staat is gebleken zich ambulant aan behandelafspraken te committeren dan wel abstinent te blijven van drugs. Een succesvolle voltooiing van zo’n behandeling binnen de strakke structuur van een instelling acht het hof van groot belang voor zowel de verdachte als voor de veiligheid in de maatschappij. Dat niet is gebleken dat de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, terwijl hij een jaar lang intensief ambulant werd begeleid, opnieuw een zedendelict heeft gepleegd, is onvoldoende om aan te nemen dat het recidivegevaar blijvend is afgewend. Daarbij is tevens van belang dat is gebleken dat ondanks de intensieve ambulante begeleiding, de problematiek van de verdachte juist was toegenomen tijdens die schorsing. Het hof neemt daarbij ook in acht dat alle deskundigen vanwege de in ernst toegenomen problematiek van de verdachte tijdens de schorsing, een voorwaardelijke PIJ-maatregel thans een gepasseerd station vinden. Nu de problematiek de bewezen verklaarde ernstige feiten deels heeft veroorzaakt, staat tevens vast dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de PIJ-maatregel eist. Ook aan het criterium dat op de bewezen verklaarde misdrijven een gevangenisstraf is gesteld van ten minste vier jaar is voldaan.
Het hof is dan ook van oordeel dat aan de verdachte de PIJ-maatregel onvoorwaardelijk dient te worden opgelegd, waarbij de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Vanwege de ernst van de feiten en nu het hof de verdachte niet als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwt, kan naast de op te leggen PIJ-maatregel niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie van 120 dagen en een PIJ-maatregel passend en geboden.
Uit de perspectiefplannen van de JJI blijkt dat de verdachte goed functioneert op de Very Intensive Care afdeling waar hij nu is geplaatst, zonder dat echter met de behandeling al een aanvang is genomen. Omdat dit de afdeling is waar de expertise aanwezig is die nodig is voor de behandeling van de verdachte, zal het hof adviseren dat zijn verblijf daar wordt voortgezet, om met die behandeling nu snel en voortvarend van start te kunnen gaan.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De vordering
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.239,44, bestaande uit € 5.000,00 immateriële schade (die zou zijn veroorzaakt door alle ten laste gelegde feiten) en € 239,44 materiële schade (die zou zijn veroorzaakt door de in zaak B ten laste gelegde feiten). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft, gelet op zijn primaire standpunt, afwijzing van de vordering bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, aangezien het gezien de medische gesteldheid van de verdachte en diens verminderde toerekenbaarheid moeilijk vast te stellen is welk aandeel de verdachte in dit gebeuren heeft gehad, zodat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt dat het aandeel dat de verdachte heeft gehad in het ontstaan van de schade mee kan wegen in de mate waarin de verdachte draagplichtig is bij een hoofdelijk op te leggen betalingsverplichting met zijn mededader (s) (voor zover de verdachte samen met een ander(en) verantwoordelijk is voor (een deel van) de schade). Dat onduidelijk zou zijn hoe groot het aandeel van de verdachte is, staat echter niet in de weg aan (hoofdelijke) toewijzing van de vordering, gezien de conclusies die in het hiervoor gaande zijn getrokken over de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de verdachte voor het ten laste gelegde – de voor de benadeelde partij schade veroorzakende gebeurtenissen.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Deze vordering van € 239,44, is onderbouwd met stukken. Het hof wijst dit deel van de vordering toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, zijnde 5 maart 2014.
Niet betwist is dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Er is sprake geweest van een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit. De benadeelde partij heeft voldoende concrete en objectieve gegevens aangevoerd waaruit blijkt dat ten gevolge van de strafbare feiten psychisch leed bij haar is ontstaan, waarvoor zij professionele behandeling heeft ondergaan, te weten traumagerichte cognitieve gedragstherapie.
Het hof begroot de immateriële schade die rechtstreeks door de verdachte in vereniging met zijn mededader [medeverdachte 3] is toegebracht aan de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 1 subsidiair, voor zover op basis van de thans beschikbare gegevens vast te stellen, naar billijkheid op € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 28 augustus 2015, hoofdelijk op te leggen.
Het hof begroot de immateriële schade die rechtstreeks door de verdachte in vereniging met zijn mededaders is toegebracht aan de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 2 primair, voor zover op basis van de thans beschikbare gegevens vast te stellen, naar billijkheid op € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 29 augustus 2015, eveneens hoofdelijk op te leggen.
Het hof begroot de immateriële schade die rechtstreeks door de verdachte is toegebracht aan de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder 2, voor zover op basis van de thans beschikbare gegevens vast te stellen, naar billijkheid op € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 5 maart 2014.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Beslag

Ondergoed
De rechtbank heeft het inbeslaggenomen ondergoed verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft aanvankelijk gevorderd dat het ondergoed wordt teruggegeven aan het slachtoffer. Nadat de advocaat van het slachtoffer ter zitting had gemeld dat het slachtoffer hier geen prijs op stelt, heeft de advocaat-generaal haar vordering bij repliek herzien en gevorderd dat het voorwerp verbeurd wordt verklaard.
Het hof overweegt als volgt. Nu het voorwerp niet aan de verdachte toebehoort, niet kan worden gezegd dat het feit met betrekking tot het voorwerp is begaan en het voorwerp evenmin valt onder een van de overige categorieën van artikel 33a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is het geen voorwerp dat vatbaar is voor verbeurdverklaring. Het hof ziet daarom geen reden – en ook geen mogelijkheid – tot oplegging van de bijkomende straf van verbeurdverklaring. Het hof gelast daarom de teruggave van het voorwerp aan de eigenaar, te weten het slachtoffer [slachtoffer] .
Ook nu is gebleken dat zij hier geen prijs op stelt, is het verdere afhandelen van het beslag, op een manier die zo min mogelijk belastend is voor het slachtoffer, een taak van het openbaar ministerie.
Telefoon
De inbeslaggenomen telefoon dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 56, 63, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 242, 245, 248 en 248f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak B (met parketnummer 13-674419-14) onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-665500-15 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-665500-15 onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 13-674419-14 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-665500-15 onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 13-674419-14 onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
plaatsingvan de verdachte
in een inrichting voor jeugdigen.
Adviseert dat deze maatregel ten uitvoer zal worden gelegd op de VIC-afdeling van het JJI Intermetzo te Lelystad.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2015195011 1 1.00 STK Ondergoed Kl:ROZE.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2015195011 2 1.00 STK Zaktelefoon Kl:blauw; SAMSUNG; 5063494 .
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-665500-15 onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en in de zaak met parketnummer 13-674419-14 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.239,44 (vijfduizend tweehonderdnegenendertig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 239,44 (tweehonderdnegenendertig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte voor een gedeelte van € 1.200,00 met de mededader [medeverdachte 3] hoofdelijk aansprakelijk is en voor een gedeelte van € 3.000,00 met de mededaders [medeverdachte 2] en [naam 4] hoofdelijk aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-665500-15 onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en in de zaak met parketnummer 13-674419-14 onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.239,44 (vijfduizend tweehonderdnegenendertig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 239,44 (tweehonderdnegenendertig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
61 (eenenzestig) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor een deel van € 1.200,00 van de immateriële schade op 28 augustus 2015.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor een deel van € 3.000,00 van de immateriële schade op 29 augustus 2015.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en voor een deel van € 800,00 van de immateriële schade op 5 maart 2014.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M. Iedema en mr. F.G. Hijink, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 maart 2018.
[…]