ECLI:NL:GHAMS:2018:1625

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
23-001625-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal en vordering tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 mei 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was beschuldigd van winkeldiefstal op 20 april 2017, waarbij hij goederen ter waarde van ongeveer 27,51 euro had weggenomen uit een Albert Heijn winkel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het feit heeft gepleegd kort na een eerder vonnis en dat hij in een moeilijke situatie verkeert. Ondanks zijn omstandigheden heeft hij zich na het delict niet opnieuw met politie of justitie in aanraking laten komen. Het hof heeft de proeftijd van de verdachte met één jaar verlengd, gezien de omstandigheden en het feit dat hij niet opnieuw in de fout is gegaan.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf dagen. De straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, dat diefstal bestraft. Het hof heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen behandeld en besloten om de proeftijd van deze straffen met één jaar te verlengen. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de ernst van het gepleegde feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001625-17
datum uitspraak: 23 januari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701651-17 en 13-027611-17 (TUL), 13-189058-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ter zitting opgegeven verblijfsadres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 april 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen diverse winkelgoederen (ter waarde van ongeveer 27,51), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof wat betreft de strafoplegging tot een andere beslissing komt.

Bespreking van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht

Voor zover de verdachte, in aanvulling op hetgeen zijn raadsvrouw naar voren heeft gebracht, heeft willen stellen dat hij dient te worden vrijgesproken, wordt dit verweer weerlegd door de bewijsmiddelen, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 april 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse winkelgoederen ter waarde van ongeveer 27,51, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft er op die manier blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf, dat hij schade en de nodige overlast heeft berokkend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 december 2017 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof in zijn nadeel.
Het hof acht, alles afwegende, de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-027611-17

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de proeftijd zal worden verlengd.
Gebleken is dat de verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd zeer kort na het voornoemde vonnis. De verdachte zat in die periode, en in zekere zin zit hij nog steeds, in een moeilijke en uitzichtloze situatie. Na het onderhavige feit is de verdachte desondanks niet opnieuw met politie en justitie in aanraking geweest. Met de raadsvrouw ziet het hof daarom aanleiding om de bij het vonnis van 15 maart 2017 vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar te verlengen.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-189058-16

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de proeftijd zal worden verlengd.
Gebleken is dat de verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd kort na het voornoemde vonnis. De verdachte zat in die periode, en in zekere zin zit hij nog steeds, in een moeilijke en uitzichtloze situatie. Na het onderhavige feit is de verdachte desondanks niet opnieuw met politie en justitie in aanraking geweest. Met de raadsvrouw ziet het hof daarom aanleiding om de bij het vonnis van 15 maart 2017 vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar te verlengen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lidvan het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2017 parketnummer 13-027611-17, met een termijn van 1 één jaar.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2017 parketnummer 13-189058-16, met een termijn van 1 één jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Ruige, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 januari 2018.
[…]