In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 mei 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was beschuldigd van winkeldiefstal op 20 april 2017, waarbij hij goederen ter waarde van ongeveer 27,51 euro had weggenomen uit een Albert Heijn winkel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het feit heeft gepleegd kort na een eerder vonnis en dat hij in een moeilijke situatie verkeert. Ondanks zijn omstandigheden heeft hij zich na het delict niet opnieuw met politie of justitie in aanraking laten komen. Het hof heeft de proeftijd van de verdachte met één jaar verlengd, gezien de omstandigheden en het feit dat hij niet opnieuw in de fout is gegaan.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf dagen. De straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, dat diefstal bestraft. Het hof heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen behandeld en besloten om de proeftijd van deze straffen met één jaar te verlengen. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de ernst van het gepleegde feit.