ECLI:NL:GHAMS:2018:1569

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
23-003402-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van zware mishandeling met aanpassing van straf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 8 september 2016 was vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten. De verdachte, geboren in 1965, was in hoger beroep gegaan tegen de vrijspraak, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf, die werd aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een contactverbod als bijzondere voorwaarde. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie maanden geëist, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder de verdachte de aangeefster in haar eigen woning had mishandeld, een zwaardere straf rechtvaardigden. Het hof legde uiteindelijk dezelfde straf op als de rechtbank, maar schrapte het contactverbod. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling, wat leidde tot langdurige schade aan het zicht van de aangeefster. Het hof weegt de eerdere veroordelingen van de verdachte mee in zijn beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003402-16
datum uitspraak: 7 mei 2018
TEGENSPRAAK (na aanhouding niet verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-684240-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2017 en 23 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman ter zitting van 1 november 2017 naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf met betrekking tot de bijzondere voorwaarde, te weten het opgelegde contactverbod. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd, waarbij de overwegingen ten aanzien van de op te leggen straf worden vervangen door de navolgende. Voorts zal het hof toepassing geven aan artikel 63 Wetboek van Strafrecht.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1, primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de rechtbank, naast de algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke strafdeel een contactverbod verbonden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1, primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.242,66 met de toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Voor het overige vordert de advocaat-generaal dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. De verdachte heeft aangeefster meerdere malen in het gezicht geslagen en gestompt. Als gevolg van deze mishandeling is sprake van langdurige en mogelijk blijvende schade aan een kwetsbaar en belangrijk zintuig, te weten het zicht aan haar linker oog, waar zij meer dan zeven maanden na het incident nog steeds last van had. Daarnaast heeft het incident voor de aangeefster op psychisch vlak nadelige gevolgen gehad, zoals blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijk integriteit van aangeefster geschonden en bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Strafverzwarend acht het hof dat de verdachte de aangeefster in haar eigen woning, een omgeving waar een ieder zich veilig zou moeten voelen, heeft aangevallen. De aangeefster had de verdachte notabene onderdak geboden in haar huis, zodat de verdachte het door haar in hem gestelde vertrouwen op grove wijze heeft geschonden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 april 2018 is hij eerder voor soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel wordt meegewogen.
Gelet op de ernst van het letsel, het feit dat de verdachte al eerder vanwege gewelddelicten is veroordeeld en het taakstrafverbod als bedoeld in art. 22b Wetboek van Strafrecht kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Vanwege de ernst van het gepleegde feit komt het hof, anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, tot dezelfde straf als door de rechtbank opgelegd, te weten een gevangenisstraf van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Anders dan de rechtbank Amsterdam ziet het hof geen aanleiding meer voor het contactverbod met aangeefster, hetgeen was opgelegd als bijzondere voorwaarde. Het hof acht dit verbod namelijk niet langer noodzakelijk.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel verenigt het hof zich met de overwegingen en beslissingen van de rechtbank.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen ten aanzien van de opgelegde bijzondere voorwaarde en doet in zoverre opnieuw recht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. C.N. Dalebout en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 mei 2018.
Mr. A.M. van Amsterdam en mr. M. Gonggrijp-van Mourik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]