ECLI:NL:GHAMS:2018:1562

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
23-004318-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van minderjarige voor bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een minderjarige, was eerder vrijgesproken van bedreiging met zware mishandeling van een leeftijdsgenoot. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte werd verweten dat zij op 11 februari 2017 in Amsterdam de benadeelde heeft bedreigd met een mes. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van de benadeelde, die op dat moment vijftien jaar oud was, geloofwaardig was en dat de verdachte opzettelijk dreigend een mes ter hand heeft genomen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bedreiging met zware mishandeling en heeft de eerder opgelegde straf van de kinderrechter herzien. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van twintig uren, zonder voorwaardelijk strafdeel, rekening houdend met haar persoonlijke omstandigheden en de lage kans op recidive. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004318-17
datum uitspraak: 8 mei 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 7 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-098804-17 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven op het adres: [adres 1] ,
feitelijk verblijfadres: [adres 2] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door kinderrechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1. zij op of omstreeks 11 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk
dreigend een mes en/of een kurkentrekker, in elk geval een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp, ter hand te nemen en/of te houden en/of aan die [benadeelde] voor te houden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

In hoger beroep gevoerde verweren

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft daartoe het navolgende aangevoerd. Het enige belastende bewijsmiddel is de aangifte van [benadeelde] , terwijl zij aantoonbaar onjuist heeft verklaard. Zij heeft immers verklaard dat de verdachte haar met een hakmes heeft bedreigd en ook over de kapotte telefoon heeft zij ongeloofwaardig verklaard. Op grond hiervan dient haar verklaring als onbetrouwbaar terzijde te worden geschoven. De verdachte heeft verklaard dat zij toen een kelnersmes heeft gepakt. Het pakken van een kelnersmes kan niet leiden tot bewezenverklaring van een bedreiging nu het mesje van een kelnersmes een klein scheef mesje betreft en bovendien de aangeefster zich aan de andere kant van de kamer bevond. Bovendien heeft het incident zeer kort geduurd, omdat de moeder van de verdachte het mes onmiddellijk afpakte. Onder die omstandigheden kan de aangeefster zich niet bedreigd hebben gevoeld.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hieromtrent het volgende.
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat zij op het moment van het ten laste gelegde woedend was. Zij zat naast haar moeder aan de tafel en pakte het kelnersmes van de tafel omdat zij [benadeelde] bang wilde maken. Zij hield het mes voor zich in de richting van de aangeefster die op de bank achter de tafel zat. Het klopt dat zij in de Facebookberichten over een mes spreekt.
Naar het oordeel van het hof wordt de verklaring van aangeefster voor wat betreft het pakken van een mes en het vervolgens houden van het mes in de richting van de aangeefster bevestigd door de verklaring van de verdachte zelf maar ook door de inhoud van de door de verdachte verstuurde berichten via Facebook en WhatsApp, die zich in het dossier bevinden. Het gebruik (in de vorm van steken) van het mesje van een kelnersmes kan naar het oordeel van het hof tot zware mishandeling leiden.
De aangeefster, toen vijftien jaar oud, bevond zich als gast in de woning van de verdachte en haar moeder. Toen de verdachte – volgens haar eigen verklaring – woedend het kelnersmes pakte en in de richting van de aangeefster hield, moet dat voor de aangeefster erg bedreigend zijn geweest. Zij bevond zich immers op het terrein van de verdachte en haar moeder. Dat het mes snel door de moeder van de verdachte is afgepakt van de verdachte doet aan de toen al gewekte vrees niet af.
Het hof acht bewezen dat de aangeefster, door het pakken van het kelnersmes en het houden van dat mes in de richting van de aangeefster, gegronde vrees had voor zware mishandeling.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
zij op 11 februari 2017 te Amsterdam [benadeelde] heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend een mes ter hand te nemen en aan die [benadeelde] voor te houden.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende jeugddetentie, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van twintig uren, subsidiair tien dagen vervangende jeugddetentie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft een (toenmalige) vriendin die in haar woning was en zou blijven slapen bedreigd met een mes, wat de aangeefster behoorlijk bang heeft gemaakt. De opgelegde taakstraf in de vorm van een werkstraf van veertig uur, zoals de kinderrechter heeft beslist, is gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de kwetsbare positie van de toen minderjarige aangeefster zonder meer gerechtvaardigd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 april 2018 is zij eerder onherroepelijk tot taakstraffen veroordeeld.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden zoals die in hoger beroep ter terechtzitting door de verdachte
naar voren zijn gebracht en ook bevestigd door de ter terechtzitting in hoger beroep aanwezige vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, komt het hof tot oplegging van een lagere
taakstraf. De verdachte is na de behandeling in eerste aanleg door de kinderrechter te Amsterdam door haar moeder uit huis gezet. Zij woont nu bij iemand anders in huis. Zij is een traject bij ROC Top-Plein gestart om zich te oriënteren op een (vervolg)opleiding – waarbij haar belangstelling nu uitgaat naar een MBO-opleiding – en heeft zelf een stageplaats gevonden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in haar rapport van 22 april 2018, hetgeen door de vertegenwoordiger ter terechtzitting in hoger beroep is bevestigd. Geadviseerd geen voorwaardelijk strafdeel te bepalen bij de op te leggen taakstraf, omdat de kans op recidive laag wordt ingeschat. Bijzondere voorwaarden, gekoppeld aan een voorwaardelijk deel van de straf zijn evenmin nodig gelet op de door de verdachte zelf ondernomen stappen op het gebied van opleiding.
De advocaat-generaal heeft gelet op dit advies enkel een onvoorwaardelijke taakstraf geëist.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van twintig uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 285 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.E. Hinskens-van Neck, mr. M. Iedema en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 mei 2018.
Mrs. Hinskens-van Neck en Leenaers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.