ECLI:NL:GHAMS:2018:1545

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
23-001353-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het invoeren van een verboden plantensoort in het kader van de Flora- en Faunawet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 100,- subsidiair 2 dagen hechtenis voor het invoeren van 30 capsules met als ingrediënt Aloë capensis, een plantensoort die onder de Flora- en Faunawet valt. De Hoge Raad der Nederlanden had de zaak terugverwezen naar het gerechtshof na vernietiging van het eerdere arrest. Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 maart 2018 heeft het hof de verklaringen van deskundigen gehoord over de status van Aloë capensis. De deskundigen gaven aan dat Aloë capensis geen op zichzelf staande plantensoort is en vaak als synoniem voor Aloë vera wordt gebruikt, die wel is toegestaan. Het hof concludeerde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, en sprak de verdachte vrij. Het vonnis van de economische politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001353-16
datum uitspraak: 10 april 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing bij arrest van 29 maart 2016 door de Hoge Raad der Nederlanden- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Haarlem van 11 oktober 2012 in de strafzaak onder parketnummer
82-218557-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
adres: [adres] .

Procesgang

De economische politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 100,- subsidiair 2 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 22 april 2014 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 100,- subsidiair 2 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 29 maart 2016 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 maart 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw mr. B.G.M.C. Peters, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 31 januari 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, al dan niet opzettelijk, levende en/of dode dieren en/of planten en/of delen en/of producten van die levende en/of dode dieren en/of planten, behorende tot de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen soorten als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet (en genoemd in Bijlage B van de Basisverordening EG nr. 338/97), te weten, 30, althans een hoeveelheid, capsules met als genoemd ingrediënt Aloë capensis, Aloë spp., familie Liliaceae, binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de economische politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij al dan niet opzettelijk producten van planten behorende tot de aangewezen soorten als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet, te weten 30 capsules met als genoemd ingrediënt Aloë capensis, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Vaststaat dat de verdachte op 31 januari 2011 te Schiphol vanuit Ghana een potje met 30 capsules Living bitters heeft ingevoerd en dat deze capsules volgens het op het potje aangebrachte etiket het ingrediënt Aloë capensis bevatten.
Thans ligt de vraag voor of Aloë capensis is aan te merken als een aloësoort die ingevolge Basisverordening EG nr. 338/97 is aangewezen als een beschermde plantensoort waarvan de invoer in Nederland is verboden en in het bijzonder of hiermee ook Aloë vera kan worden bedoeld, dat uitdrukkelijk van het verbod is uitgezonderd.
In aanloop naar de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw haar e-mailcorrespondentie met de collectiebeheerder van de Hortus Botanicus Leiden, dr. [naam 1] , en de collectiebeheerder van de Hortus Botanicus Amsterdam, [naam 2] MSc, overgelegd ter voeging in het dossier. In een e-mail van 23 maart 2018 schrijft [naam 1] dat Aloë capensis wordt gezien als een aanduiding voor een groep van verschillende soorten Aloë, die nu in de Europese farmacopee wordt gebruikt voor een product van Aloë ferox of van andere Aloë species. Voorts verklaart [naam 1] dat een verpakking waar Aloë capensis op staat, niet noodzakelijkerwijs iets anders dan Aloë vera bevat.
Op 25 maart 2018 bericht [naam 2] dat de naam Aloë capensis geen geaccepteerde wetenschappelijke naam is, maar wel vaak als synoniem wordt gebruikt voor Aloë vera.
De advocaat-generaal heeft op haar beurt contact gezocht met het bureau Cites. Deskundige
A. [deskundige] van het bureau Cites heeft verklaard dat Aloë capensis een gebruiksnaam is van Aloë ferox en niet van Aloë vera, maar wel, zij het dus ten onrechte, wordt gebruikt voor de aanduiding van Aloë vera. Voorts heeft [deskundige] verklaard dat er iets van Aloë vera in het potje Living bitters kan zitten, maar dat het niet uit te sluiten is dat het onder de Cites regeling valt. Daarbij merkt [deskundige] op dat ook kruisingen van Aloë onder de Cites regeling vallen.
Op grond van het dossier en hetgeen de bovenstaande deskundigen over Aloë capensis hebben verklaard dient de hierboven gestelde vraag als volgt te worden beantwoord. Aloë capensis is geen op zichzelf staande soort Aloë en kan in dat opzicht ook niet worden aangewezen als beschermde plantensoort. Voorts leidt het hof uit hetgeen de deskundigen hebben verklaard af dat:
- Aloë capensis wordt gebruikt als verzamelnaam voor verschillende soorten Aloë, waaronder ter aanduiding van Aloë ferox;
- Aloë capensis – al dan niet ten onrechte – wordt gebruikt ter aanduiding van Aloë vera;
- niet is uit te sluiten dat de Aloë die het door de verdachte ingevoerde potje Living bitters bevat, louter Aloë vera betreft.
Nu Aloë capensis geen op zichzelf staande plantensoort betreft en in de praktijk onder andere wordt gebruikt ter aanduiding van Aloë vera, is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 april 2018.
Mr. A.D.R.M. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.