ECLI:NL:GHAMS:2018:1537

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
23-000705-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van XTC bezit en bewezenverklaring van GHB bezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van XTC-pillen en GHB. De tenlastelegging betrof het bezit van ongeveer 32 pillen XTC en 15 ml GHB op 6 november 2016 in Zaandam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 maart 2018 heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het bezit van XTC, omdat er enkel indicatieve testen waren uitgevoerd en er geen laboratoriumrapport beschikbaar was. Het hof oordeelde dat de indicatieve test op de XTC-pillen niet voldoende bewijs opleverde, vooral omdat de verdachte verklaarde dat hij dacht dat het om 4-FMP pillen ging en niet om XTC. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van het bezit van XTC.

Wat betreft de GHB, werd er een flesje met 15 ml aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij regelmatig GHB gebruikte en dat hij het had gekocht van een kennis. De indicatieve test wees uit dat de vloeistof GHB was. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het bezit van GHB, ondanks het ontbreken van een laboratoriumonderzoek. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk GHB aanwezig had en legde een geldboete van € 500 op, met 10 dagen hechtenis als alternatief. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van het bezit van XTC maar hem wel veroordeelde voor het bezit van GHB.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000705-17
Datum uitspraak: 23 maart 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 februari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-241645-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 november 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 32 pillen XTC (MDMA), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 15 ml GHB (gamma-hydroxyboterzuur), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde MDMA en/of GHB (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Gevoerd verweer

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat bij de verdachte XTC dan wel GHB is aangetroffen, nu het dossier enkel indicatieve testen bevat en een laboratoriumrapport ontbreekt.

Vrijspraak

Bij de verdachte zijn tijdens de controle bij de ingang van een club 32 vermeende XTC pillen aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij vrijwel nooit XTC gebruikt, dat hij deze pillen van een jongen kreeg die hij in de rij tegenkwam en dat hij dacht dat het 4-FMP pillen waren. De indicatieve test wees uit dat het om XTC pillen (MDMA) zou gaan.
Het hof stelt voorop dat een enkele indicatieve test op de aanwezigheid van MDMA zonder nader laboratoriumonderzoek ook tot een bewezenverklaring kan leiden indien het resultaat van die test steun vindt in ander bewijsmateriaal. Hoewel de verklaring van de verdachte over de (wijze van verkrijging van de) pillen te denken geeft, biedt zij geen steun als hiervoor bedoeld. Volgens hem zou het immers gaan om 4-FMP pillen. Voorts is niet gebleken dat de verdachte proefondervindelijk had vastgesteld dat het bij de bij hem aangetroffen pillen om XTC ging, noch dat hij een frequent gebruiker van XTC pillen was dan wel dat hij via dezelfde weg vaker XTC pillen had afgenomen.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten aanzien van de XTC pillen is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Bij de verdachte is tijdens de controle bij de ingang van een club een flesje met vijftien milliliter vloeistof aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat de vloeistof GHB betreft, dat hij gedurende vier jaren regelmatig GHB gebruikt, dat hij de GHB koopt bij een kennis waarvan hij weet dat deze “goed spul” levert, dat hij ook die dag de GHB van deze kennis had gekocht en dat hij er niet aan twijfelde dat het om GHB ging. De indicatieve test levert voorts een belangrijke aanwijzing op dat de inhoud van het aangetroffen flesje inderdaad GHB betrof. Daarmee staat, anders dan de raadsman heeft aangevoerd, ook zonder een positief laboratoriumonderzoek met voldoende mate van zekerheid vast dat de verdachte GHB aanwezig had en dat hij wist dat het GHB was.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 november 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk aanwezig heeft gehad 15 ml GHB (gamma-hydroxyboterzuur).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 1.000, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een geldboete in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een hoeveelheid GHB aanwezig gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit verboden verdovende middel schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 februari 2018 is hij eerder ter zake van misdrijven onherroepelijk veroordeeld, waaronder, zij het in een ver verleden, wegens overtreding van de Opiumwet met betrekking tot harddrugs.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman is bepleit. Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde XTC pillen aanwezig heeft gehad en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het overige ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 maart 2018.