In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van XTC-pillen en GHB. De tenlastelegging betrof het bezit van ongeveer 32 pillen XTC en 15 ml GHB op 6 november 2016 in Zaandam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 maart 2018 heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het bezit van XTC, omdat er enkel indicatieve testen waren uitgevoerd en er geen laboratoriumrapport beschikbaar was. Het hof oordeelde dat de indicatieve test op de XTC-pillen niet voldoende bewijs opleverde, vooral omdat de verdachte verklaarde dat hij dacht dat het om 4-FMP pillen ging en niet om XTC. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van het bezit van XTC.
Wat betreft de GHB, werd er een flesje met 15 ml aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij regelmatig GHB gebruikte en dat hij het had gekocht van een kennis. De indicatieve test wees uit dat de vloeistof GHB was. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het bezit van GHB, ondanks het ontbreken van een laboratoriumonderzoek. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk GHB aanwezig had en legde een geldboete van € 500 op, met 10 dagen hechtenis als alternatief. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van het bezit van XTC maar hem wel veroordeelde voor het bezit van GHB.