ECLI:NL:GHAMS:2018:1532
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in zaak van zakkenrollerij met eigen waarneming getuige
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 maart 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in Boekarest in 1985, was in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 9 maart 2018 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die dezelfde straf heeft gevorderd als door de politierechter was opgelegd. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar voegde een bewijsoverweging toe en schrapte een specifieke zinsnede uit het bewijsmiddel.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat de aangifte van getuige 1 niet op eigen waarneming berustte en in strijd was met de verklaring van getuige 2. Het hof heeft dit verweer verworpen en vastgesteld dat de aangifte van getuige 1 wel degelijk op eigen waarnemingen berustte. De getuige had gevoeld dat iemand in zijn jaszak zat en had gezien dat er een man en een vrouw dicht achter hem stonden. Ook had hij gehoord dat getuige 2 iets riep over 'zakkenrollers', wat leidde tot de conclusie dat de man en vrouw gepoogd hadden zijn portemonnee weg te nemen. Het hof oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, ondanks de argumenten van de raadsvrouw.
Het hof bevestigde het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met drie rechters en een griffier aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.