ECLI:NL:GHAMS:2018:1529

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
23-002902-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van strafoplegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 31 juli 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1977, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 maart 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte zou worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de politierechter opgelegd.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar met de toevoeging van een overweging over de strafoplegging. Het hof overwoog dat de ernst van het bewezen verklaarde feit in beginsel een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigt, maar dat het hof rekening houdt met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had na het feit hulp gezocht voor zijn persoonlijke problemen en had zijn rijbewijs nodig voor zijn werk, wat essentieel was voor de zorg voor zijn zoon. Daarom oordeelde het hof dat een voorwaardelijke geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend waren.

De beslissing van het hof was om het vonnis te bevestigen, met inachtneming van de overwegingen die tijdens de zitting naar voren waren gebracht. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 23 maart 2018.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002902-17
Datum uitspraak: 23 maart 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-242366-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de politierechter opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het vonnis aanvult met een overweging omtrent het ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de strafoplegging gevoerde verweer.

Oplegging van straffen

De ernst van het bewezen verklaarde rechtvaardigt, mede gelet op de door strafrechters in Nederland gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting, in beginsel oplegging van
onvoorwaardelijkestraffen.
Het hof houdt echter rekening met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, en in het bijzonder met de omstandigheden dat de verdachte na onderhavig feit zelf hulp heeft gezocht voor zijn persoonlijke problemen, dat hij zijn rijbewijs klaarblijkelijk nodig heeft voor zijn werk en dat deze bron van inkomsten noodzakelijk is voor de zorg die hij voor zijn zoon draagt.
Daarom acht het hof een voorwaardelijke geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zoals hem in eerste aanleg is opgelegd, passend en geboden. Oplegging van een lagere voorwaardelijke geldboete en ontzegging van de rijbevoegdheid, laat staan het afzien van oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals door de raadsman bepleit, doet in het geheel geen recht aan de ernst van het bewezen verklaarde feit.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 maart 2018.