Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
,advocaat te ‘s-Gravenhage, en [geïntimeerde] door mr. G.J.M.E. de Bont, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht.
2.Feiten
Grief 2van de Belastingdienst richt zich tegen 2.3 van het vonnis voor zover het betreft de weergave van hetgeen in de commissieovereenkomst is opgenomen over de vergoeding van [geïntimeerde] van 1,25%. De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat die weergave onjuist is. Nu dit door [geïntimeerde] niet wordt bestreden, zal het hof daarmee in het onderstaande rekening houden. Voor het overige zijn de feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
3.Beoordeling
grief 1voert de Belastingdienst aan dat de voorzieningenrechter miskent dat de bodemprocedure omtrent de informatiebeschikking wezenlijk verschilt van de onderhavige procedure en dus het spoedeisend belang van de Belastingdienst bij de civiele procedure niet kan aantasten. Zoals bepaald in artikel 52a lid 4 AWR en door de Hoge Raad expliciet is bevestigd, staat de figuur van de informatiebeschikking niet in de weg aan de mogelijkheid een civiel kort geding aanhangig te maken indien een (vermoedelijk) belastingplichtige niet voldoet aan zijn informatieverplichting op de voet van artikel 47 AWR. Een onherroepelijk geworden informatiebeschikking leidt enkel tot omkering van de bewijslast. Vanwege calculerend gedrag van belastingplichtigen leidt deze omkering van de bewijslast niet automatisch tot verstrekking van de gevraagde informatie, aldus de Belastingdienst. Alleen een veroordeling tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van artikel 47 AWR, versterkt met een dwangsom, biedt uitkomst tegen dit calculerend gedrag. Met het inroepen van voornoemd artikel, dat aan eenieder de plicht oplegt om direct mee te werken aan een verzoek om informatieverstrekking, is het spoedeisend belang reeds gegeven, aldus nog steeds de Belastingdienst.
grief 3, gericht tegen de proceskostenveroordeling, behandeld en verworpen.