ECLI:NL:GHAMS:2018:1498

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
2 mei 2018
Zaaknummer
200.214.933/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de grond voor onderbewindstelling in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van [X]. [X] was eerder onder curatele gesteld vanwege verkwisting en verzocht nu om de ondercuratelestelling op te heffen en in plaats daarvan bewind over zijn goederen in te stellen. De bewindvoerder, [Y], h.o.d.n. [Z] Bewind, heeft verweer gevoerd en stelde dat de onderbewindstelling moest worden gebaseerd op de geestelijke toestand van [X]. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij werd geoordeeld dat [X] door zijn geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof oordeelde dat, hoewel [X] verkwisting als grond voor de onderbewindstelling wenst, de feiten en omstandigheden wijzen op een geestelijke toestand die de onderbewindstelling rechtvaardigt. De beslissing van de kantonrechter werd als juist beoordeeld, en het hof heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, zoals door [X] was verzocht. De beschikking is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn gehoord.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.214.933/01
zaaknummer rechtbank: 5136322 CB VERZ 16-52 MVH
beschikking van de meervoudige kamer van 1 mei 2018 inzake
[X],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [X] ,
advocaat: mr. B. Wernik te Haarlem,

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (Haarlem) (hierna: de kantonrechter) van 26 januari 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
[X] is op 25 april 2017 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 26 januari 2017.
2.2.
[Y] , handelend onder de naam [Z] Bewind (hierna: de bewindvoerder), heeft op 15 juni 2017 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van [X] van 17 november 2017 met bijlagen, ingekomen op 20 november 2017;
- een faxbericht van 6 december 2017 van mr. E.B.R. van Griethuysen, met het verzoek om, in verband met de afwezigheid van mr. Wernik, een toelichting ter zitting te mogen geven.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 7 december 2017 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- [X] , vergezeld van mr. E.B.R. van Griethuysen, als informant;
- de bewindvoerder.
De hoofd Advocaat-Generaal is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1.
[X] is geboren [in] 1968. Bij beschikking van de kantonrechter van 14 juni 2010 is hij (wegens verkwisting) onder curatele gesteld.
3.2.
Bij beschikking van 9 maart 2015 van de kantonrechter is het verzoek van [X] tot opheffing van de ondercuratelestelling afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, op verzoek van [X] verstaan dat de ondercuratelestelling van [X] is opgeheven met ingang van de datum waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Voorts is, met ingang van de datum waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, bewind ingesteld over de goederen die [X] (zullen) toebehoren, wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van [Y] , h.o.d.n. [Z] Bewind, tot bewindvoerder. Ten slotte is bepaald dat het bewind wordt ingeschreven in het openbaar Curatele en Bewindregister.
4.2.
[X] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, om een wijzing van de grond voor de onderbewindstelling, aldus dat het bewind over zijn goederen wordt ingesteld op grond van verkwisting.
4.3.
De bewindvoerder verzoekt het verzoek van [X] af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter, indien een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van a) zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel b) verkwisting of het hebben van problematische schulden, een bewind instellen over één of meer van de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
Het hof dient te beoordelen welke grond voor de onderbewindstelling in het geval van [X] van toepassing is.
5.2
[X] stelt dat niet zijn lichamelijke of geestelijke toestand, maar verkwisting de juiste grond voor de onderbewindstelling is en voert daartoe onder andere het volgende aan. Destijds was verkwisting de grond voor zijn ondercuratelestelling; dit dient thans ook de grond voor het bewind te zijn. Hij is lichamelijk en geestelijk in orde en er is dan ook geen verband tussen de onderbewindstelling en zijn lichamelijke- en/of geestelijke toestand. Op den duur wil hij opheffing van het bewind verzoeken met in plaats daarvan budgetbeheer, hetgeen moeilijk zal zijn indien als grond voor het bewind zijn lichamelijke of geestelijke toestand geldt. Daarnaast wenst hij, vanwege principiële redenen van persoonlijke aard, verkwisting als grond. [X] heeft ter zitting in hoger beroep verzocht om zo nodig een onafhankelijk deskundige te benoemen teneinde de vraag te beantwoorden naar de juiste grond voor de onderbewindstelling.
5.3
De bewindvoerder voert aan dat uit het door hem in het geding gebrachte behandelplan van 14 mei 2013 van GGZ inGeest blijkt dat [X] lijdt aan een autismespectrum stoornis. [X] woont als gevolg van zijn beperkingen met een indicatie in een RIBW instelling. Hij heeft de afgelopen jaren uiterst passieve, maar ook psychotische en manische perioden gekend. Het gaat wel beter met hem en hij staat op het punt te verhuizen naar een zelfstandige woning met ambulante begeleiding, maar dat betekent niet dat zijn beperkingen er niet meer zijn. Hij gebruikt Abilify, een zware medicatie voor stemmingswisselingen en –stoornissen. Zijn verkwistende gedrag is slechts één van de symptomen van zijn geestelijke toestand. Door zijn beperkingen heeft hij een onrealistisch beeld van zijn mogelijkheden in zowel het sociale als het financiële domein. Een publicatie van zijn onderbewindstelling is nog altijd nodig, aldus de bewindvoerder.
5.4
Het hof overweegt als volgt.
Uit voornoemd behandelplan van GGZ inGeest, volgt – als beschrijvende diagnose – dat er meerdere aanwijzingen zijn dat [X] lijdt aan een stoornis in het autismespectrum, met ernstige complexiteit. Dit is door [X] niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. [X] woont met (RIBW)begeleiding en heeft ter zitting in hoger beroep bevestigd medicatie (Abilify) te gebruiken in verband met zijn stemmingsstoornissen. Het hof acht zich gelet op deze gegevens voldoende voorgelicht omtrent de geestelijke toestand van [X] en ziet derhalve geen aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals [X] nog heeft verzocht.
Op grond van het vorenstaande komt het hof tot het oordeel dat [X] door zijn geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Hoewel het hof zich kan voorstellen dat [X] vanuit persoonlijke/principiële overwegingen liever als grond verkwisting wenst, kan daar om bovengenoemde reden geen sprake van zijn. Hetzelfde geldt voor zijn stelling dat het moeilijker zou zijn om op termijn budgetbeheer aan te vragen als de grond voor het bewind de lichamelijke of geestelijke toestand is – wat verder ook zij van de juistheid daarvan. De kantonrechter heeft dan ook terecht geoordeeld dat de grond voor de onderbewindstelling de lichamelijke of geestelijke toestand van [X] is.
5.5
Dit alles leidt ertoe dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Sturhoofd, mr. C.E. Buitendijk en mr. J. Jonkers, in tegenwoordigheid van mr. D.M. Jansen als griffier en is op 1 mei 2018 uitgesproken in het openbaar.