Ter beoordeling van het hof ligt thans voor of aan de in artikel 1:266, eerste lid onder a BW genoemde voorwaarden is voldaan, en zo ja, of beëindiging van het gezag van de vader op grond daarvan aangewezen is.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zo volgt uit het psychologisch rapport van Parlan onder andere het volgende. Bij [de minderjarige] is sprake van een post-traumatische stress stoornis en een sociale fobie. De strijd tussen de ouders, de negatieve communicatie tussen hen, het niet nakomen van afspraken over communicatie en de wijze waarop de vader de moeder benadert en de daarop gevolgde aangiften van de moeder jegens de vader wegens bedreiging en stalking en de daarop volgende veroordelingen, zorgen voor negatieve gevoelens bij de ouders jegens elkaar en beïnvloeden hun emotionele beschikbaarheid voor [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en een aantal daarvan loopt nog door. Door voormelde omstandigheden heeft [de minderjarige] een negatieve zelfbeleving en neemt zij de wereld vijandig waar. Zij is wantrouwend richting volwassenen en leeftijdgenoten en voelt zich in sociale situaties angstig. Dit uit zich in vermijding, driftbuien en hevig huilen. Daarnaast lijkt haar sociaal-emotionele ontwikkeling achter te lopen; zij kan nog magisch denken wat niet past bij haar leeftijd en kan in haar stemgebruik sterk wisselen (soms passend bij haar leeftijd, soms neemt zij babystemmetjes aan). Zij heeft moeite met het reguleren van haar angst en boosheid. Zij geeft aan bang te worden als zij aan haar vader (zijn blik) denkt, kan positieve herinneringen ophalen en aangeven hem te missen. Het idee hem te moeten opzoeken levert haar zeer veel (negatieve) spanning en emoties op.
Uit het raadsrapport komt ten aanzien van de vader naar voren dat bij hem sprake is van een borderline en een paranoïde persoonlijkheidsstoornis en dat hij in de afgelopen jaren diverse keren in behandeling is geweest bij GGZ en onder andere een agressietraining heeft gedaan bij de FPA en voorts dat een behandeling bij het Centrum voor Persoonlijkheidsstoornissen nooit echt van de grond is gekomen omdat de vader de behandeling steeds voortijdig stopzette. In het rapport is ook vermeld dat GGZ de vader heeft geadviseerd hulp en steun te zoeken zowel in praktische als in emotionele zin en hem heeft verwezen naar daarvoor aangewezen instanties. De vader heeft hieraan geen, althans onvoldoende, uitvoering gegeven en voorts volgt nergens uit dat hij voornemens is binnen afzienbare termijn dergelijke hulpverlening te gaan zoeken
Het traject Kinderen uit de Knel is afgebroken, omdat de vader in de vechtmodus blijft.
Om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen is [de minderjarige] onder toezicht gesteld en is geprobeerd door opvoedondersteuning aan beide ouders en door middel van hulpverlening de bedreiging bij [de minderjarige] weg te nemen en te waarborgen dat zij opgroeit in een opvoedings- en leefsituatie waarin zij zich op een gezonde en evenwichtige wijze kan ontwikkelen.
Dit lukt niet volgens de raad, de GI en hulpverlenende instanties, omdat de vader mede door zijn psychiatrische problematiek niet in staat is om opvoedingsadviezen op te volgen en tot een gedragsverandering te komen en voorts het belang van [de minderjarige] te erkennen en voorop te stellen. Zo blijft hij de moeder en de gezinsvoogd bestoken met mails en is hij inmiddels onherroepelijk veroordeeld voor stalking en mag hij twee jaar lang geen contact hebben met de moeder. Daarnaast is hij voor de tweede keer veroordeeld voor stalking. Zo is hij [de minderjarige] blijven belasten met vragen over haar moeder en nieuwe partner en zich daarover negatief blijven uiten. Adviezen hoe anders te handelen en hulpverlening voor zich zelf te zoeken heeft hij in de wind geslagen. Hij is niet leerbaar gebleken en schaadt zelfs de belangen van [de minderjarige] door te blijven volharden in zijn wijze van handelen. Als gevolg hiervan blijft de thuissituatie van [de minderjarige] instabiel en ervaart [de minderjarige] niet de rust en veiligheid om zich met de nodige hulpverlening op een gezonde en evenwichtige manier te kunnen ontwikkelen en blijft haar ernstige ontwikkelingsbedreiging onverminderd in stand.
Op grond van het vooroverwogene is het hof van oordeel dat [de minderjarige] in de situatie dat de vader (mede) het gezag uitoefent zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de vader niet in staat is de verantwoordelijkheid voor haar verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn. Het gezag van de vader over [de minderjarige] is door de rechtbank terecht beëindigd.