Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Stukken van het geding
3.Feiten
“(…) Wij zullen niet op uw schikkingsvoorstel ingaan. (…)”
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij door het leggen van bankbeslag op zijn rekening de beslagvrije voet heeft omzeild, het beslag niet onverwijld heeft opgeheven, geen informatie heeft verstrekt over de schuldeiser en het derdenbeslag niet heeft overbetekend. De kamer voor gerechtsdeurwaarders had de klacht op drie onderdelen gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder berispt. Zowel klager als de gerechtsdeurwaarder hebben hoger beroep ingesteld. Het hof verklaart de gerechtsdeurwaarder niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep omdat het beroepschrift niet aan de wettelijke eisen voldeed. Desondanks beoordeelt het hof de klacht in al zijn onderdelen. Het hof oordeelt dat de klacht op vier onderdelen gegrond is en legt opnieuw de maatregel van berisping op aan de gerechtsdeurwaarder. Het hof benadrukt dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het leggen van bankbeslag zonder rekening te houden met de beslagvrije voet, het niet onverwijld opheffen van het beslag, het niet verstrekken van noodzakelijke informatie en het niet overbetekenen van het derdenbeslag. De maatregel van berisping wordt opgelegd met de aanzegging dat bij herhaling zwaardere sancties overwogen zullen worden.