ECLI:NL:GHAMS:2018:126

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
200.222.084/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontruiming van woning door gebruik als clubhuis door motorclub

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin Eigen Haard, de verhuurder, werd toegewezen in haar vordering tot ontruiming van de woning van [appellant]. De zaak betreft een kort geding dat is aangespannen door Eigen Haard, die stelde dat [appellant] de woning gebruikte als clubhuis voor de gewelddadige motorclub Satudarah, wat in strijd is met de huurovereenkomst en de Algemene Voorwaarden Woonruimte (AVW). De voorzieningenrechter had de vordering van Eigen Haard toegewezen, waarbij [appellant] werd veroordeeld tot ontruiming en betaling van een contractuele boete van € 5.000,-. In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat Eigen Haard geen spoedeisend belang had bij de ontruiming en dat hij de woning niet in strijd met de huurovereenkomst gebruikte. Het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is dat de woning als clubhuis werd gebruikt, wat een spoedeisend belang voor Eigen Haard rechtvaardigt. De grieven van [appellant] worden grotendeels verworpen, maar het hof vernietigt wel de veroordeling tot betaling van de boete, omdat deze niet terecht was opgelegd. Het hof bekrachtigt het vonnis voor het overige en compenseert de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.222.084/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/629812/KG ZA 17-596
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 januari 2018
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. P.P. Klokkers te Amsterdam,
tegen
WOONSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.G. Blokziel te Almere.
Partijen worden hierna [appellant] en Eigen Haard genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 9 augustus 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2017, in kort geding onder voormeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Eigen Haard als eiseres en – onder anderen – [appellant] als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven.
[appellant] heeft overeenkomstig de appeldagvaarding geconcludeerd, waarbij één productie is overgelegd. Eigen Haard heeft daarna een memorie van antwoord met producties ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
primair
(i) Eigen Haard niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen dan wel de vorderingen van Eigen Haard alsnog zal afwijzen;
(ii) zal bepalen dat Eigen Haard na te noemen woning onmiddellijk aan [appellant] ter beschikking dient te stellen ter nakoming van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst dan wel, indien Eigen Haard hiertoe niet meer in staat is, dat Eigen Haard een vergelijkbare woning ter beschikking dient te stellen binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen arrest tegen eenzelfde of lagere huurprijs; en
(iii), indien overeenkomstig het onder (ii) gevorderde zal worden bepaald, zal bepalen dat Eigen Haard gehouden is om aan [appellant] een nader bij staat op te maken schadevergoeding te betalen, die in ieder geval € 5.190,- bedraagt;
subsidiair
(iv) de gevorderde boete ten bedrage van € 5.000,- alsnog zal afwijzen;
primair en subsidiair
met beslissing over (v) de proceskosten met rente en (vi) nakosten.
Eigen Haard heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met beslissing over de proceskosten met rente en nakosten.

2.De feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.9 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
a. [appellant] heeft sinds 8 mei 2014 de woning aan de [straat] te [plaats] (hierna: de woning) gehuurd van Eigen Haard op basis van een op deze datum door partijen getekende overeenkomst. Op deze huurovereenkomst zijn door partijen de Algemene Voorwaarden Woonruimte van 1 oktober 2008 (hierna: AVW) van toepassing verklaard.
b. De woning is een vijfkamerwoning uit de zogenaamde vrije sector met een oppervlak van circa 105 m2 en bestaat uit een begane grond en twee verdiepingen. De door [appellant] verschuldigde huurprijs bedroeg laatstelijk € 925,13 per maand.
c. Tussen partijen gelden uit hoofde van voormelde huurovereenkomst en de daarbij van toepassing verklaarde AVW, voor zover voor dit hoger beroep van belang, de volgende bepalingen:
Artikel 1 huurovereenkomst:
“(…)
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonruimte ten behoeve van de huurder (en de leden van zijn gezin).”
Artikel 10 AVW:
“U gaat fatsoenlijk om met uw woning, uw omwonenden en verhuurder.
Goed huurderschap

1. Huurder gebruikt het gehuurde als een goed huurder overeenkomstig de bestemming woonruimte. Goed huurderschap houdt ook in dat huurder zich in de omgang met verhuurder en omwonenden op een correcte wijze gedraagt.

(…)
Onderhuur is niet toegestaan. Boete € 5.000,-.
Onderverhuur

7. Het is huurder verboden het gehuurde, al dan niet tijdelijk, in zijn geheel onder te verhuren of aan derden in gebruik af te staan. Als huurder in strijd handelt met deze bepaling is huurder aan verhuurder een direct opeisbare boete verschuldigd van € 5.000,-.

Kamerverhuur

8. Het is huurder verboden om een gedeelte van het verhuurde onder te verhuren of in gebruik te geven aan derden tenzij de verhuurder hiervoor schriftelijk toestemming heeft gegeven. Voor het onderverhuren of in gebruik geven van een gedeelte van het gehuurde geeft de verhuurder toestemming als huurder zelf het gehuurde als hoofdverblijf heeft en er geen sprake is van (over)bewoning waardoor verhuurder schade kan lijden.

(…)”

d. Eigen Haard heeft op 7 januari 2015 en in augustus 2015 in het kader van het Convenant Doorzon, een samenwerkingsverband tussen onder andere de gemeente Amsterdam, de politie en Eigen Haard, een melding ontvangen van de politie waarbij te kennen werd gegeven dat de woning als onderkomen van Outlaw MotorGang Satudarah (hierna: Satudarah ) werd gebruikt, hetgeen is afgeleid uit verrichte observaties. De politie is de woning ook nadien blijven observeren en heeft foto’s gemaakt van de woning en de personen die zich voor de woning bevonden.
e. Op 2 december 2016 hebben medewerkers van de Afdeling Wonen van de gemeente Amsterdam, vergezeld door de politie en met een zogenaamde machtiging binnentreden van de burgemeester, de woning geïnspecteerd. Van dit huisbezoek zijn rapporten en een beeldverslag opgemaakt, waarin de bevindingen zijn weergegeven. Hierin staat onder meer vermeld dat op de begane grond meerdere banken en stoelen stonden, die in totaal 24 zitplaatsen vormden en op de eerste verdieping een tafel met acht stoelen erop en daarom heen dertien zitplaatsen zijn aangetroffen en een keuken met een groot zespitsgasfornuis, twee magnetrons en twee koelkasten. In de woning waren volgens de rapportage voorts overal memorabilia van Satudarah aanwezig en was ook een herdenkingswand gecreëerd waaraan foto’s van overleden leden hingen.
f. De politie heeft op 1 maart 2017 een rapport opgemaakt, getiteld
“Bestuurlijke Rapportage Onrechtmatig gebruik woning [straat] [plaats] ”, waarvan de conclusie luidt:
“• Er is sprake van een Clubhuis voor OMG Satudarah op het adres [straat] te [plaats]
• Het Clubhuis fungeert als ontmoetingsplaats voor Satudarah leden
• Het Clubhuis wordt bezocht door personen met[strafrechtelijke; hof]
antecedenten
• De persoon die staat ingeschreven op het adres heeft niets te zeggen in de woning.”
g. Op enige datum heeft ook [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) zich op het adres van de woning laten inschrijven. Eigen Haard heeft voor deze inschrijving geen toestemming gegeven. [persoon 1] wordt in de media beschreven als de president van het Amsterdamse “Chapter” van Satudarah .
h. Bij brief van 18 mei 2017 is [appellant] door Eigen Haard op grond van overtreding van artikel 10 lid 1 AVW gesommeerd de huurovereenkomst op te zeggen. [appellant] heeft dat niet gedaan.

3.De beoordeling

3.1
Eigen Haard heeft in dit kort geding – kort samengevat en voor zover thans nog van belang – veroordeling van [appellant] tot ontruiming van de woning en betaling van voormelde contractuele boete van € 5.000,- met rente gevorderd. Eigen Haard heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat [appellant] in strijd met artikel 1 van de huurovereenkomst, artikel 10 lid 1 en lid 7 dan wel lid 8 AVW en artikel 7:213 BW en artikel 7:214 BW heeft gehandeld. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen toegewezen en [appellant] (en de andere gedaagden hoofdelijk) in de proceskosten en nakosten met rente veroordeeld. De voorzieningenrechter heeft daartoe – kort gezegd – overwogen dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat [appellant] de woning in gebruik heeft gegeven aan Satudarah . [appellant] heeft hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter ernstige overlast en gevaar voor de omringende woonwijk doen ontstaan en zich derhalve geenszins als goed huurder gedragen hetgeen voldoende aannemelijk maakt dat de bodemrechter een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen. Het spoedeisend belang bij de vordering van Eigen Haard is volgens de voorzieningenrechter gegeven door het gevaarzettende gedrag van [appellant] voor de omgeving van de woning en het feit dat de woning in een prijscategorie valt die schaars en zeer gewild is. Met het in gebruik geven van de woning aan Satudarah heeft [appellant] volgens de voorzieningenrechter de op overtreding van artikel 10 lid 7 AVW gestelde boete van € 5.000,- verbeurd. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op.
3.2
Met de eerste grief heeft [appellant] betoogd dat Eigen Haard geen spoedeisend belang had bij haar vordering tot ontruiming. [appellant] heeft in dit verband naar voren gebracht dat hinder, overlast, gevaarzetting noch ernstige huurachterstand aan de orde waren en derhalve geen grond voor toewijzing in kort geding van de gevorderde veroordeling tot ontruiming vormden noch dat de gewildheid van de woning een spoedeisend belang daartoe heeft doen ontstaan. Van Eigen Haard kon volgens [appellant] wel degelijk worden gevergd dat zij een bodemprocedure zou afwachten. Naar het oordeel van het hof waren echter, gelet op voormelde constateringen van de politie en de Afdeling Wonen van de gemeente Amsterdam, de overigens als grondslag voor ontruiming niet weersproken, door Eigen Haard gestelde omstandigheden van hinder, overlast en gevaarzetting wel zodanig in potentie aanwezig dat op grond daarvan een voldoende spoedeisend belang van Eigen Haard bij de door haar gevorderde ontruiming moet worden aangenomen. Gewezen wordt op de grote aantallen kennelijk aan Satudarah gelieerde personen die blijkens voormelde politierapportage op verschillende data bij de woning werden aangetroffen en voorts op de onrust en gevaarzetting die de activiteiten van motorclubs als Satudarah dan wel van sommigen van hun individuele leden met enige regelmaat in de maatschappij veroorzaken. De eerste grief faalt reeds daarom.
3.3
De tweede grief richt zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen. De woning was volgens [appellant] gewoon door hem in gebruik als woning en de huurovereenkomst werd naar de stellingen van [appellant] noch door de in de woning gehouden bijeenkomsten van Satudarah noch door de aanwezigheid van leden van Satudarah in de nabijheid van de woning geschonden. Van ingebruikgeving aan derden of van onderverhuur was geen sprake. Ook deze grief faalt. Weliswaar is schending van artikel 10 lid 7 AVW niet voldoende aannemelijk geworden, omdat door Eigen Haard niet is ontkend dat [appellant] nog steeds in de woning woonde (getuige overigens ook de zich op de tweede verdieping van de woning bevindende kamer met bed die onweersproken als de slaapkamer van [appellant] is geduid), maar met de hierboven onder 2.d, 2.e en 2.f weergegeven feiten is wel voldoende aannemelijk dat de woonfunctie van de woning ondergeschikt was geworden aan het gebruik van de woning door Satudarah als clubhuis. Met de ingebruikgeving van een groot gedeelte van de woning door [appellant] aan Satudarah zonder schriftelijke toestemming van Eigen Haard is het bepaalde in artikel 10 lid 8 AVW overtreden. Ook het hof is daarom van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen.
3.4
Uit het bovenstaande volgt dat de derde grief waarbij [appellant] heeft aangevoerd ten onrechte te zijn veroordeeld tot betaling van voormelde boete, slaagt. Nu deze boete alleen verbeurd raakt bij overtreding van artikel 10 lid 7 AVW (welke overtreding, als onder 3.3 gezegd, niet aannemelijk is geworden) en niet verschuldigd wordt in geval van schending van artikel 10 lid 8 AVW, dient het bestreden vonnis ten aanzien van de veroordeling van [appellant] tot betaling van de boete te worden vernietigd en dient deze vordering alsnog te worden afgewezen.
3.5
Het slagen van de vierde grief is afhankelijk van het slagen van de eerste en de tweede grief. Aangezien deze laatste twee grieven falen, faalt de vierde grief ook.
3.6
De slotsom is dat de derde grief slaagt en de overige grieven falen. Dit maakt dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor wat betreft de toewijzing van het gevorderde boetebedrag van € 5.000,- (welk bedrag alsnog zal worden afgewezen) en voor het overige zal worden bekrachtigd. In de omstandigheid dat [appellant] tekort is geschoten in zijn contractuele verplichtingen tegenover Eigen Haard ziet het hof aanleiding de proceskostenveroordeling ten laste van [appellant] in eerste aanleg in stand te laten. De kosten van het geding in hoger beroep zullen vanwege de uitkomst daarvan worden gecompenseerd.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover [appellant] daarbij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.000,- aan Eigen Haard, vermeerderd met rente;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de deze vordering alsnog af;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, R.J.M. Smit en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2018.