In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 april 2018 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.J. van der Woude, heeft beklag ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen een politieambtenaar, beklaagde, die betrokken was bij een incident waarbij klager mishandeld zou zijn. Klager heeft op 24 februari 2016 aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde, die hem tijdens een aanhouding zou hebben verwond. Het hof heeft de verklaringen van klager en beklaagde tegen elkaar afgewogen, evenals die van getuigen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor een veroordeling van beklaagde. De verklaringen van klager en beklaagde zijn tegenstrijdig, en er is geen steunbewijs voor de aangifte van klager. Het hof heeft vastgesteld dat de politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn functie handelde. De beslissing van het hof is dat het beklag ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor strafvervolging. De beschikking is gegeven door de drie rechters in de beklagkamer van het Gerechtshof Amsterdam.