ECLI:NL:GHAMS:2018:1251
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de verplichting tot betaling van drinkwaterfacturen en de vraag naar een overeenkomst tot waterlevering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Waternet tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. Waternet, de appellante, heeft een vordering ingesteld tegen [geïntimeerde] voor betaling van facturen wegens drinkwaterverbruik. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de vordering tot betaling van het geleverde water niet toewijsbaar was, maar dat de vordering tot onderbreking van de waterlevering onder voorwaarden toewijsbaar was. Waternet heeft in hoger beroep haar eis gewijzigd en vordert nu betaling van € 283,79, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vraag die centraal staat is of er een overeenkomst tot waterlevering tot stand is gekomen tussen Waternet en [geïntimeerde]. Het hof oordeelt dat Waternet niet kan bewijzen dat er een overeenkomst is gesloten, aangezien [geïntimeerde] herhaaldelijk heeft aangegeven geen contractuele relatie te willen aangaan. Het hof concludeert dat de vordering van Waternet niet toewijsbaar is op de primaire grondslag van een overeenkomst. Daarnaast wordt de subsidiaire grondslag van ongerechtvaardigde verrijking verworpen, omdat de levering van water aan [geïntimeerde] moet worden aangemerkt als ongevraagde levering, wat in strijd is met artikel 7:7 lid 2 BW. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van Waternet af, met veroordeling van Waternet in de kosten van het hoger beroep.