ECLI:NL:GHAMS:2018:1250

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
200.207.128/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake asbestsanering en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin 20 Pascals B.V. als eiseres in conventie en [appellant] als gedaagde in conventie betrokken zijn. De rechtbank had in een eerder vonnis geoordeeld dat 20 Pascals de asbestwerkzaamheden naar behoren had uitgevoerd, maar dat er schade aan de woning was ontstaan. [appellant] vorderde schadevergoeding, stellende dat 20 Pascals wanprestatie had gepleegd en onrechtmatig had gehandeld. Het hof oordeelt dat 20 Pascals heeft voldaan aan zijn zorgplicht om [appellant] te wijzen op de gevolgen van de binnensanering. Het hof concludeert dat de asbestsanering zelf naar behoren is uitgevoerd en dat er geen sprake is van ondeugdelijk presteren of onrechtmatig handelen door 20 Pascals. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [appellant] af, waarbij [appellant] in de proceskosten wordt verwezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.207.128/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/591373/HA ZA 15-683
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 april 2018
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. Th.C. Visser te Rotterdam,
t e g e n

20 PASCALS B.V.,

gevestigd te Houten,
geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. A.M. Koopman te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en 20 Pascals genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 3 januari 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 oktober 2016, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen 20 Pascals als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie/eiser in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven;
  • memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
  • memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben hun zaak ter terechtzitting van 25 januari 2018 door hun hiervoor genoemde advocaten aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities doen bepleiten.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vorderingen van 20 Pascals alsnog zal afwijzen en die van [appellant] , zoals in appel kennelijk gewijzigd, (alsnog) zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met rente.
20 Pascals heeft geconcludeerd, zakelijk en naar het hof begrijpt, dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het principaal appel zal verwerpen en – in incidenteel appel – het bestreden vonnis zal vernietigen, voor zover daarbij een deel van de vordering van 20 Pascals is afgewezen, en dat afgewezen deel alsnog zal toewijzen, telkens met beslissing over de proceskosten en de nakosten.
[appellant] heeft in incidenteel appel geconcludeerd tot, kort gezegd, verwerping daarvan, met beslissing over de proceskosten, met rente.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in de overwegingen 2.1 tot en met 2.13 van het bestreden vonnis een aantal feiten vastgesteld. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen daarom ook het hof tot uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( a) 20 Pascals is een bedrijf dat zich bezighoudt met de sanering van asbest in woningen en bedrijfspanden.
( b) Bolier Advies en Sloopbegeleiding (verder: Bolier) heeft in opdracht van [appellant] op 16 oktober 2014 een asbestinventarisatie gedaan met betrekking tot de door [appellant] kort daarvoor aangekochte woning met garage aan de [adres] . Dat rapport luidt, voor zover van belang:
“(…) kan worden geconcludeerd, dat de volgende asbesthoudende toepassingen in de door ons geïnventariseerde woning met garage (…) aanwezig zijn.
- Asbesthoudend board als plafond in de garage
- Asbesthoudend board als brandwerende laag tussen de houten kap en de bedekking met riet.
- Asbesthoudend zeil in de kasten op de 1 ste verdieping van de aanbouw en de keuken.”
Bolier adviseert deze asbestbronnen te laten verwijderen.
( c) De door [appellant] voor akkoord ondertekende offerte van 20 Pascals van 11 november 2014 luidt, voor zover van belang:
Specificatie:
Volgens asbest inventarisatie rapport Bolier advies en sloopbegeleiding (…)
- Verwijderen van board, plafond schuur (…)
- Het verwijderen van de benodigde spullen, wanden, vloerbedekking, tegels lampen gordijnen, om de sanering op de eerste verdieping woonhuis en in het gastenverblijf te vergemakkelijken inclusief afvoer.
- Verwijderen van board, dakbedekking woning en gastenverblijf van tenminste 220m2 (…)
- Verwijderen van zeil, diverse kasten, 22m2 (...)
- Eindcontrole conform NEN 2990.
(…)
Opmerking, 20 Pascals is niet aansprakelijk voor (…) beschadigingen aan de constructie en schilderwerken welke ontstaan ten gevolge van het verwijderen van de asbesthoudende materialen en asbest gerelateerde werkzaamheden.
(…)
Prijs totaalproject: € 75000,- inclusief BTW
Condities:
(…)
Facturatie: 30% bij start werkzaamheden dienen deze te zijn voldaan.
30% bij oplevering garage en bijgebouw
40% bij oplevering woonhuis
(…)
Partijen zijn daarbij overeengekomen dat eerst de garage en het bijgebouw zouden worden gesaneerd en als laatste de woning. 20 Pascals heeft deze werkzaamheden uitgevoerd.
( d) Op of omstreeks 4 december 2014 heeft [appellant] 20 Pascals bericht dat hij, in afwijking van de overeenkomst, de sanering volgens de per 1 juli 2015 verwachte strengere normering van NEN 2990 wilde laten plaatsvinden.
( e) Op 5 januari 2015 heeft 20 Pascals haar werkzaamheden opgeleverd. Tussen partijen staat vast dat de werkzaamheden (op zichzelf) voldeden aan de door [appellant] gewenste strengere normering van NEN 2990.
( f) [appellant] heeft de volgende door 20 Pascals uitgebrachte facturen voldaan:
- 2014-343, 11 november 2014, € 22.500,= (termijn van 30%),
- 2014-356, 5 december 2014, € 22.500,= (termijn van 30%),
- 2014-357, 5 december 2014, € 3.896,20 (“Meerwerk bijgebouw/Meting Detect) en
- 2014-358, 8 december 2014, € 7.000,= (“Meerwerk bijgebouw”).
De volgende door 20 Pascals verzonden facturen heeft [appellant] niet voldaan:
- 2014-365, 22 december 2014, € 11.473,25 (“Meerwerk Hoofdgebouw”) en
- 2015-109, 12 januari 2015, € 30.000,= (slottermijn van 40%).
( g) In de eerste aanleg van dit geding heeft 20 Pascals in conventie van [appellant] de betaling gevorderd van een bedrag van € 41.473,25, zijnde de som van de zojuist vermelde onbetaald gebleven facturen, met rente. In reconventie heeft [appellant] , na vermindering van eis, gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart, samengevat, i) dat 20 Pascals ten aanzien van de haar verstrekte opdracht wanprestatie heeft gepleegd althans onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld en ii) dat 20 Pascals de als gevolg daarvan door [appellant] geleden schade dient te vergoeden. Tevens heeft [appellant] de veroordeling van 20 Pascals tot betaling van een (schade)bedrag van € 189.446,35 (kort gezegd wegens te verrichten herstelwerkzaamheden aan de woning) gevorderd, met rente. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank in conventie de vordering van 20 Pascals toegewezen tot een bedrag van € 30.000,= (de slotfactuur), met rente, het meer of anders gevorderde afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, in reconventie heeft zij de vorderingen afgewezen en [appellant] in de proceskosten verwezen.
3.2.1.
Grief I in principaal appelhoudt in dat de rechtbank in rov 4.3 tot en met 4.6 van het bestreden vonnis ten onrechte heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat 20 Pascals ondeugdelijk heeft gepresteerd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] .
3.2.2.
[appellant] betoogt allereerst, kort gezegd, dat 20 Pascals hem niet juist heeft geadviseerd ten aanzien van de vraag of de woning van binnenuit of van buitenaf moest worden gesaneerd. In dit verband stelt [appellant] dat de keuze voor het doen van een binnen- of buitensanering juist aan 20 Pascals is voorgelegd in het kader van het verstrekken van de opdracht en het verzoek aan 20 Pascals hem daarover te adviseren. Het hof verwerpt deze – door 20 Pascals betwiste – stelling. [appellant] heeft niet weersproken dat 20 Pascals hem op 17 oktober 2014 een offerte heeft uitgebracht die uitging van een sanering van buitenaf en sloot op € 126.480,= en dat 20 Pascals hem, omdat hij dit te duur vond, op 11 november 2014 een offerte heeft gedaan die uitging van een sanering van binnenuit en sloot op € 75.000,=. [appellant] heeft onvoldoende toegelicht dat hij 20 Pascals te dezen om advies en/of het maken van een keuze heeft gevraagd. Voor de juistheid van deze stelling is in de processtukken geen enkel aanknopingspunt te vinden en [appellant] heeft op dit punt, ten slotte, niet voldoende concreet en specifiek bewijs aangeboden.
3.2.3.
Het voorgaande neemt niet weg dat, zoals [appellant] verder betoogt, op 20 Pascals de (zorg)plicht rustte hem te wijzen op de gevolgen van een binnensanering. Met betrekking tot de vraag of 20 Pascals aan die verplichting heeft voldaan oordeelt het hof als volgt.
3.2.3.1. In eerste aanleg (antwoord in reconventie, sub 8 en volgende) heeft 20 Pascals onder meer het volgende gesteld:
( i) [appellant] vond de offerte voor een sanering van buitenaf voor € 126.480,= veel te hoog en heeft 20 Pascals opdracht verleend voor een sanering van binnenuit voor € 75.000,=.
(ii) In de (door [appellant] geaccepteerde) offerte van 11 november 2014 wordt vermeld dat de benodigde spullen, wanden, vloerbedekking, tegels (in de badkamers, muren en wanden), lampen en gordijnen worden verwijderd om de sanering op de eerste verdieping van het woonhuis en in het gastenverblijf te vergemakkelijken, inclusief afvoer, alsmede, dat 20 Pascals niet aansprakelijk is voor beschadigingen aan de constructie en schilderwerken welke ontstaan ten gevolge van het verwijderen van de asbesthoudende materialen en asbest gerelateerde werkzaamheden.
(iii) [appellant] is er dagelijks bij geweest en heeft gezien wat er allemaal in de containers ging en afgevoerd werd.
(iv) Vanaf het moment dat er met [appellant] is gesproken over het van binnenuit saneren heeft 20 Pascals erop gewezen dat er dan weinig overblijft van de eerste verdieping aangezien het plafond in verbinding stond met de niet hecht gebonden asbesthoudende toepassing. Op de zolder waren er besmettingen die in verbinding stonden met het plafond van de eerste verdieping.
( v) Partijen zijn tijdens de werkzaamheden aan de garage/het bijgebouw diverse malen door het hoofdgebouw (de woning) gelopen. Daar is besproken wat [appellant] kon verwachten, wat er allemaal afgevoerd ging worden. Ook toen aldaar werd opgebouwd voor de sanering is [appellant] nadrukkelijk geïnformeerd en kwam hij kijken. 20 Pascals heeft geen enkele aanwijzing van [appellant] gekregen dat er iets niet weg moest.
(vi) Tijdens een rondgang door de woning op 16 november 2014 heeft
20 Pascals [appellant] uitgelegd dat er zeer waarschijnlijk besmettingen zouden blijken tijdens de sanering en dat de woning niet zou kunnen worden vrijgegeven, als de besmette delen niet gesaneerd zouden worden. Bij besmetting bestaat de keuze tussen schoonmaken of verwijderen. maar het schoonmaken van besmette elektra, leidingen, plafonddelen, dakspanten e.d. is zeer kostbaar. [appellant] heeft bij die gelegenheid gezegd dat de woning van onder tot boven gestript zou worden en alle leidingen, elektra, badkamers en keuken vervangen zouden worden.
(vii) [appellant] heeft ten aanzien van een plafond in de woning aangegeven dat het door hem vernieuwd zou worden in het kader van de verbouwing na de sanering. Ter hoogte van dit plafond vond er een kleine lekkage plaats bij de verwijdering van de leidingen.
3.2.3.2. Zoals (in rov 3.2.2) reeds overwogen, heeft [appellant] niet betwist dat 20 Pascals hem op 17 oktober 2014 een offerte heeft uitgebracht die uitging van een sanering van buitenaf en sloot op € 126.480,= en hem, omdat hij dit te duur vond, op 11 november 2014 een offerte heeft gedaan die uitging van een sanering van binnenuit en sloot op € 75.000,=. Hoewel [appellant] aan het begin van zijn conclusie van antwoord opmerkt dat 20 Pascals (bij de inleidende dagvaarding) een groot aantal producties heeft overgelegd (namelijk 57), maar niet alle relevante, en dat hij de thans nog ontbrekende producties in het geding zal brengen, heeft hij zelf de offerte van 17 oktober 2014 niet in het geding gebracht en deze ook overigens geheel onbesproken gelaten. De bij herhaling door [appellant] geponeerde stellingen dat eerst het gastenverblijf zou worden gesaneerd om te beoordelen of een sanering van binnenuit de juiste keuze was, dat een (duurdere) sanering via de buitenzijde gelet op de afgesproken
all in-prijs voor 20 Pascals niet wenselijk was en dat het van meet af de (eenzijdige) beslissing van 20 Pascals is geweest om een binnensanering uit te voeren, komen het hof in het licht van voormelde vaststaande gang van zaken met betrekking tot de beide offertes, in het bijzonder de keuze van [appellant] om in te gaan op de tweede offerte, ongeloofwaardig voor, althans vinden in die vaststaande gang van zaken hun weerlegging. Mede in dat licht bezien, maar ook overigens, kon [appellant] er niet mee volstaan de in rov 3.2.3.1 onder (ii) tot en met (vii) weergegeven concrete stellingen van 20 Pascals slechts te betwisten door zijn eerdere (in de conclusie van antwoord verwoorde) relaas over de gang van zaken woordelijk (geheel of gedeeltelijk) te herhalen, zowel bij zijn akte na comparitie in eerste aanleg, als bij memorie van grieven en bij gelegenheid van de pleidooien in appel maar had hij daarop nader dienen in te gaan. Het hof acht de bewuste stellingen dan ook niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. In dit verband is overigens saillant dat [appellant] bij de pleidooien in appel zonder duidelijke redengeving afwezig was zodat het hof hem ter zake geen vragen heeft kunnen stellen.
3.2.3.3. Op grond van de aldus vastgestelde feitelijke gang van zaken is het hof van oordeel dat 20 Pascals [appellant] genoegzaam heeft ingelicht over de gevolgen van de uit te voeren (binnen)sanering van de woning. Niets van wat [appellant] verder in appel nog heeft aangevoerd kan tot een ander oordeel leiden.
3.2.4.
Omdat, ten slotte, niet ter discussie staat dat de asbestsanering zelf naar behoren is uitgevoerd, is de slotsom van al het voorgaande dat het hof – met de rechtbank – van oordeel is dat niet is komen vast te staan dat 20 Pascals ondeugdelijk heeft gepresteerd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] . Het hof betrekt hierbij nog dat niet van belang is of de rechtbank ten onrechte [appellant] niet tot bewijslevering heeft toegelaten – hierop heeft
grief IV in principaal appelbetrekking – maar dat het erom gaat dat [appellant] in appel niet voldoende concrete stellingen heeft ingenomen en te bewijzen heeft aangeboden die, indien juist, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Het door [appellant] in appel gedane bewijsaanbod wordt daarom verworpen en grief IV zal niet verder worden behandeld.
3.3.
Grief II in principaal appelis gericht tegen een overweging ten overvloede (rov 4.7 van het bestreden vonnis) en behoeft, gelet op het oordeel van het hof over grief I in principaal appel, geen bespreking.
3.4.1.
Grief III in principaal appelhoudt in dat de rechtbank ten onrechte in rov 4.8 van het bestreden vonnis heeft overwogen dat [appellant] zijn vordering van € 7.000,= wegens ten onrechte betaald meerwerk (factuur 2014-358 van 8 december 2014) na eiswijziging heeft prijsgegeven.
3.4.2.
Hoewel de grief faalt omdat de rechtbank deze conclusie terecht heeft getrokken uit de door [appellant] (na de op 11 februari 2016 gehouden comparitie van partijen) genomen akte wijziging eis waarin de vordering niet meer voorkwam, zal het hof de onderhavige vordering beoordelen omdat [appellant] deze in appel alsnog heeft ingesteld. De vordering zal evenwel worden afgewezen. [appellant] heeft namelijk niet weersproken wat 20 Pascals te dier zake in eerste aanleg heeft gesteld, te weten dat het meerwerk een gevolg was van het feit dat [appellant] de werkzaamheden alsnog uitgevoerd wenste te zien conform de per 1 juli 2015 verwachte strengere NEN 2990 (conclusie van antwoord in reconventie, sub 30, en antwoordakte na comparitie, sub 47). Tegen die achtergrond heeft [appellant] , mede in aanmerking genomen dat hij ook meerwerkfactuur 2014-357 van 5 december 2014 ter grootte van € 3.896,20 heeft betaald en daarvan niet de terugbetaling heeft gevorderd, onvoldoende toegelicht waarom (juist) de onderhavige factuur onterecht is en hij het daarmee gemoeide bedrag onverschuldigd aan 20 Pascals heeft betaald.
3.5.1.
Met haar
grief in incidenteel appelkomt 20 Pascals op tegen de afwijzing van haar vordering ten aanzien van factuur 2014-365 van 22 december 2014 ten belope van € 11.473,25. Deze factuur heeft betrekking op de door 20 Pascals uitgevoerde extra werkzaamheden aan de woning in verband met het feit dat [appellant] het werk conform de ophanden zijnde strengere NEN-norm wilde laten uitvoeren. 20 Pascals betoogt dat zij [appellant] duidelijk heeft gemaakt – en [appellant] heeft begrepen – dat de gewijzigde opdracht meer kosten met zich zou brengen en dat het niet redelijk zou zijn als [appellant] voor deze werkzaamheden niet zou behoeven te betalen. Het hof oordeelt als volgt.
3.5.2.
De rechtbank heeft in rov 4.13 onder meer overwogen:
“(…) 20 Pascals[heeft]
zelf gesteld dat zij met [appellant] - nadat hij de in geschil zijnde opdracht had gegeven – geen overeenstemming kon bereiken over extra door 20 Pascals in rekening te brengen kosten. Alvorens op dit punt eerst overeenstemming met [appellant] te hebben bereikt, gaf 20 Pascals niettemin uitvoering aan de door [appellant] gegeven extra opdracht in het besef dat [appellant] daar niet extra voor wilde betalen. (…)”
3.5.3. 20
Pascals heeft niet aangevoerd dat de zojuist geciteerde overweging feitelijk onjuist is. Uit de omstandigheid dat 20 Pascals de onderhavige opdracht is gaan uitvoeren in het besef dat [appellant] daarvoor niet wilde betalen kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat – zoals [appellant] ook heeft aangevoerd – over dat meerwerk geen overeenstemming tussen partijen was bereikt, anders gezegd, dat [appellant] niet een tot een prijsverhoging leidende opdracht tot meerwerk heeft gegeven. 20 Pascals had ervoor kunnen kiezen de opdracht tot het onderhavige meerwerk te weigeren omdat [appellant] daarvoor niet wenste te betalen. De omstandigheid dat zij dat niet heeft gedaan kan zij financieel niet op [appellant] afwentelen, nu deze haar tevoren duidelijk had gemaakt voor de extra werkzaamheden niet te zullen betalen. Het te dezen door 20 Pascals gedane bewijsaanbod wordt als niet ter zake dienend van de hand gewezen.
3.5.4.
De grief faalt dus en deze vordering van 20 Pascals is terecht afgewezen.
3.6.
Omdat zowel het principale appel als het incidentele appel faalt, zal het bestreden vonnis geheel worden bekrachtigd, terwijl bovendien de door [appellant] voor het eerst in appel ingestelde vordering tot betaling van € 7.000,= zal worden afgewezen. [appellant] zal, als de in zoverre in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het principale appel, respectievelijk 20 Pascals in die van het incidentele appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis en wijst de voor het eerst in appel ingestelde vordering van [appellant] af;
verwijst [appellant] in de kosten van het principale appel, aan de zijde van 20 Pascals gevallen en tot op heden begroot op € 1.952,= voor verschotten, op € 3.263,= voor salaris van de advocaat en op € 131,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart dit arrest ten aanzien van deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst 20 Pascals in de kosten van het incidentele appel, aan de zijde van [appellant] gevallen en tot op heden begroot op € 447,= voor salaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de derde dag na betekening van dit arrest tot de dag der voldoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.C. Toorman en J.E. Molenaar en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 april 2018.