ECLI:NL:GHAMS:2018:1199
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 89 en 591a Sv na beëindiging strafzaak zonder veroordeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin de appellant, geboren in 1977, een schadevergoeding heeft aangevraagd op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek betreft een schadevergoeding van € 105,00 voor de ondergane verzekering in de strafzaak met parketnummer 13-659044-16, alsook kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 4.638,41 en € 550,00 voor de behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank had eerder de verzoeken afgewezen, maar het hof heeft geoordeeld dat de waarschijnlijkheid van een veroordeling bij een niet-voortgezette vervolging op zichzelf geen bruikbaar criterium is voor het billijkheidsoordeel over de toekenning van schadevergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die tot afwijzing van het verzoek zouden moeten leiden.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en heeft de appellant een vergoeding van in totaal € 5.468,41 toegekend, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. De beslissing is genomen in de meervoudige raadkamer van het hof, waarbij de voorzitter mr. R.D. van Heffen, samen met de rechters V. Mul en A. Dantuma-Hieronymus, de uitspraak heeft gedaan. De griffier mr. P.M. Groenenberg heeft de beschikking ondertekend. De uitspraak is openbaar gedaan en de tenuitvoerlegging van de beschikking is bevolen.