ECLI:NL:GHAMS:2018:1199

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
000066-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 89 en 591a Sv na beëindiging strafzaak zonder veroordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin de appellant, geboren in 1977, een schadevergoeding heeft aangevraagd op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek betreft een schadevergoeding van € 105,00 voor de ondergane verzekering in de strafzaak met parketnummer 13-659044-16, alsook kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 4.638,41 en € 550,00 voor de behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank had eerder de verzoeken afgewezen, maar het hof heeft geoordeeld dat de waarschijnlijkheid van een veroordeling bij een niet-voortgezette vervolging op zichzelf geen bruikbaar criterium is voor het billijkheidsoordeel over de toekenning van schadevergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die tot afwijzing van het verzoek zouden moeten leiden.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en heeft de appellant een vergoeding van in totaal € 5.468,41 toegekend, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. De beslissing is genomen in de meervoudige raadkamer van het hof, waarbij de voorzitter mr. R.D. van Heffen, samen met de rechters V. Mul en A. Dantuma-Hieronymus, de uitspraak heeft gedaan. De griffier mr. P.M. Groenenberg heeft de beschikking ondertekend. De uitspraak is openbaar gedaan en de tenuitvoerlegging van de beschikking is bevolen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000067-18 (89 Sv) en 000066-18 (591a Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13-659044-16
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2017 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. A. Kilinç, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv tot een bedrag van € 105,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 4.638,41;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00 voor het indienen van het verzoekschrift en de behandeling in raadkamer in eerste aanleg, vermeerderd met € 280,00 voor de behandeling in raadkamer in hoger beroep.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is op 21november 2017 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 23 maart 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen.
Het hoger beroep hiervan is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Appellant is op 17 januari 2016 te 13.30 uur in verzekering gesteld en die zelfde dag in vrijheid gesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gelet op de afspraken binnen het LOVS wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend van € 105,00 per dag die in een politiecel is doorgebracht. In artikel 136, eerste lid, Sv is bepaald dat onder een dag wordt verstaan een tijd van vierentwintig uren. Om die reden wordt geen vergoeding toegekend indien de verzekering minder dan vierentwintig uren heeft geduurd. Dit is alleen anders indien de verzekering minder dan 24 uur heeft geduurd maar wel de nacht heeft omvat. In dat laatste geval wordt eenzelfde vergoeding toegekend (vergl. ECLI:NL:GHAMS:2017:590). Dat geval doet zich hier echter niet voor.
Het hof acht in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen geen gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door appellant ondergane verzekering.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en daartoe –kort gezegd- overwogen dat de zaak is geseponeerd en geenszins is uitgesloten dat de rechtbank tot een veroordeling van verzoeker zou zijn gekomen, mocht de officier van justitie tot dagvaarding zijn overgegaan.
De waarschijnlijkheid van een veroordeling bij een vervolging die niet is voortgezet, is op zichzelf geen bruikbaar criterium voor het billijkheidsoordeel over de toekenning of afwijzing van schadevergoeding op de voet van artikel 89 Sv. Van feiten of omstandigheden die overigens zouden moeten leiden tot afwijzing van het verzoek, is niet gebleken.
Het hof acht dan ook gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de strafzaak van € 4.638,41 en in de onderhavige verzoekschriftprocedure van € 830,00.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Kent op de voet van artikel 591a Sv uit ’s Rijks kas aan verzoeker een vergoeding toe van € 5.468,41 (vijfduizend vierhonderdachtenzestig euro en 41 cent).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, V. Mul en A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 6 april 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 5.468,41 (vijfduizend vierhonderdachtenzestig euro en 41 cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 6 april 2018,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.