ECLI:NL:GHAMS:2018:1194

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
001619-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstandskosten in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door appellant tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2015. Appellant had in eerste aanleg verzocht om een schadevergoeding op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en een forfaitaire vergoeding voor rechtsbijstand op basis van artikel 591a Sv. Het verzoek was gedaan naar aanleiding van schade die appellant zou hebben geleden door zijn voorlopige hechtenis en de daaruit voortvloeiende kosten. Appellant had in zijn verzoekschrift abusievelijk niet om vergoeding van reiskosten gevraagd, wat hij in hoger beroep alsnog wilde doen. Het hof oordeelde echter dat het hoger beroep niet de mogelijkheid biedt om nieuwe posten op te voeren die niet eerder in eerste aanleg waren ingediend. Aangezien appellant geen grieven tegen de eerdere beschikking had ingediend, werd het hoger beroep afgewezen. Het hof heeft wel besloten dat de voorzitter van de rechtbank een nieuw bevelschrift zal geven, omdat het eerdere bevelschrift onvolledig was. De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek van appellant om schadevergoeding en rechtsbijstandskosten niet wordt toegewezen, en dat de beschikking onverwijld aan appellant moet worden betekend.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummers: 001619-17 (89 Sv) en 001620-17 (591a Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13-997005-11
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2015 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. A.P.M.A. Laeyendecker, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer, welke schade als volgt is gespecificeerd:
  • € 1.510,00 vanwege 3 dagen verblijf in een politiecel en 14 dagen verblijf in een huis van bewaring, waarvan 3 dagen met beperkingen;
  • € 2.000,00 vanwege omzetverlies van zijn bedrijf.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van het onderhavige verzoek.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is op 11 januari 2016 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Op 11 januari 2016 is een schriftuur houdende grieven ingekomen.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 9 maart 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Blijkens de appelschriftuur en het verhandelde in raadkamer in hoger beroep is appellant van de beschikking in hoger beroep gekomen omdat in het verzoekschrift in eerste aanleg abusievelijk niet om een vergoeding was verzocht van de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reiskosten.
Het hoger beroep biedt echter niet de mogelijkheid om voor het eerst een nieuwe post op te voeren zoals appellant heeft gedaan.
Nu appellant overigens geen grieven tegen de beschikking kenbaar heeft gemaakt, dient het hoger beroep te worden afgewezen.
Nu het bevelschrift van de voorzitter van de rechtbank onvolledig is, zal de voorzitter van het hof om doelmatigheidsredenen een nieuw bevelschrift geven.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het hoger beroep af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, P.C. Römer en A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 maart 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van de beschikking van de rechtbank door overmaking van € 2.060,00 (tweeduizendzestig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 23 maart 2018,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.